INTERVIEWMIDDEN-AMERIKA

Jan van der Putten

Jan van der Putten kan met recht de nestor worden genoemd van de buitenlandjournalistiek. In de jaren ’70 en ’80 was hij een bekende Nederlander, omdat hij altijd vooraan stond daar waar het politieke drama zich afspeelde. Revoluties, staatsgrepen en de tragiek van heel veel slachtoffers van gruwelijke repressie versloeg hij van zeer nabij. In dit interview deed hij daar heel persoonlijk verslag van. Het thema ‘terugkijken en lessen trekken’ gaat hem ook zeer aan het hart. Ten tijde van het interview werkte hij aan een boek met de veelzeggende titel ‘Tijd van illusies: mijn kleine geschiedenis van de wereld’, uitgeverij Querido. Duizenden verhalen, die qua tijdlijn en thema’s moeilijk aan elkaar te verknopen zijn, ware het niet dat er een eenduidige rode lijn doorheen loopt: desillusie.

Hoe het allemaal begon

Jan van der Putten werd geboren in 1941 en studeerde klassieke letteren in Leiden. Zijn ouders waren actief in katholieke vredesbewegingen. Zijn vader had een kantoorbaan bij de PTT in Den Haag. Jan is in zijn werkzame leven altijd journalist geweest, ook in zijn jongste jaren: van het spreekwoordelijke schoolkrantje en kerkblaadje tot het studentenblad in Leiden en een paar dagbladen waarvoor hij universitair correspondent was.

Mei ‘68

Voor Jan van der Putten begon het allemaal met mei ’68, waar hij ‘toevallig’ midden in zat. Hij studeerde aan de Sorbonne, waar hij een postdoctorale studie deed naar de schrijver/pseudokerkvader Arnobius. Bij de ontruiming van de binnenplaats van de universiteit werd hij in een arrestantenbusje geladen, wat meteen de eerste en laatste keer was dat hij door de politie werd opgebracht.

Start correspondentschap

Omdat de gebeurtenissen van mei ’68 in Parijs en elders in Frankrijk veel commotie veroorzaakten en dagblad De Tijd toevallig geen correspondent in Parijs had zitten, sprong Jan van der Putten in dat gat en promoveerde in enkele weken tot ‘onze correspondent’. Maar vooral werden hem daar politiek de ogen geopend: ‘Ik kan het iedereen aanbevelen, niets is zo goed voor de bewustwording als eens goed kennismaken met een stevige politieke crisis.’

Daarna nam hij het Griekenland van de kolonels erbij. Hij besloot, na zijn promotie in Leiden in 1970, buitenlandcorrespondent in Latijns-Amerika te worden, want daar waren minder culturele verschillen dan met Afrika of Azië. Zo kwam hij in 1971 als correspondent voor NRC Handelsblad en De Tijd in Chili terecht. Daar kreeg hij tal van Nederlandse politici op bezoek, onder wie Den Uyl, Pronk en Mansholt, wat de betrokkenheid van Nederland bij Chili zeker versterkt heeft. Hij maakte er vrijwel de hele periode-Allende mee en de coup van Pinochet. Hij was al snel gedwongen zijn toevlucht te zoeken in de Nederlandse ambassade om van daaruit een week later op het vliegtuig te worden gezet naar Nederland. Koos Koster heeft hij goed gekend omdat hij in Chili een huis met hem deelde, waar tal van politieke activisten, vluchtelingen en journalisten over de vloer kwamen.

Correspondent in Latijns-Amerika
(van zijn website https://www.janvanderputten.com/over_mij)

‘Voordat ik er erg in had was mijn hobby uit de hand gelopen, en de leukte al snel veranderd in grimmigheid. Van Frankrijk kwam Griekenland, dat van de kolonels, mijn eerste ervaring met een dictatuur. En van Griekenland kwam Latijns-Amerika, in etappes die haast inwisselbaar leken. Chili: Allende, Pinochet, terreur. Argentinië: Perón, generaals, terreur. Midden-Amerika: schreeuwend onrecht, burgeroorlogen, terreur. Intussen reisde ik vanuit mijn achtereenvolgende standplaatsen – Santiago de Chile, Buenos Aires, Caracas, Mexico-Stad – Latijns-Amerika af, om vrijwel overal varianten rond hetzelfde terreurthema aan te treffen. In Latijns-Amerika heb ik geleerd dat een mensenleven, het mijne inbegrepen, geen stuiver waard is. Bloedbaden, doodsbedreigingen en gerichte moordaanslagen: ik loop er niet mee te koop, maar ik heb ze allemaal meegemaakt. Het is dan ook louter toeval dat ik die eindeloos lange bijltjesjaren heb overleefd. Zestien jaar lang heb ik in Latijns-Amerika van staatsgreep naar bloedbad en van natuurramp naar burgeroorlog moeten rennen. Vaak wordt me gevraagd in welk land ik het prettigst heb gewoond. Ik zeg dan maar: Argentinië en Chili, maar ik zeg er direct bij dat het leven daar dusdanig werd beheerst door de politiek, dat al het andere er bekaaid van afkwam.’

Repressie in Zuid-Amerika

Jan van der Putten vertelt, gelardeerd door allerlei anekdotes over bekende politici en personen uit Latijns-Amerikaans links, verschrikkelijke verhalen over repressie en verdwijningen van bekenden.
Hij bereisde het hele continent.
Na uit Chili te zijn ontsnapt, waarbij vriend Koos Koster in het beruchte voetbalstadion achterbleef, vestigde hij zich, via een tussenstop in Nederland waar hij zo’n beetje alle media te woord moest staan, in Buenos Aires, Argentinië. Hier was hij al eerder getuige geweest van het bloedbad van Ezeiza, bij de aankomst van Juan Perón in 1973, waarbij de verschillende fracties van het peronisme met elkaar in vuurgevecht raakten.

Jan kreeg zo een sneldoop in het peronisme ofwel: populisme op zijn best en eigenlijk slechtst. Het land was een chaotische, beangstigende plek waar politie en doodseskaders op linkse activisten en vluchtelingen uit binnen- en buitenland joegen en waar linkse gewapende groepen, zowel peronistische als niet-peronistische, doldrieste acties ondernamen. Dat liep in 1976 uit op de coup van generaal Videla en zijn leger. Het werd voor Jan van der Putten steeds gevaarlijker om in Argentinië te blijven werken.

Terwijl hij voor een reportage in Mexico was, kwam het nieuws dat ze een bekende oppositiepoliticus uit Uruguay hadden vermoord, Zelmar Michelini, die voor de militairen in zijn eigen land gevlucht was. Zijn lijk werd gevonden in de laadbak van een auto in Buenos Aires samen met drie andere slachtoffers: de voormalige voorzitter van het Uruguayaanse parlement en twee leden van de verzetsorganisatie Tupamaros. Jan van der Putten concludeerde dat als ze dit soort bekende politici afmaakten, niemand meer zijn of haar leven zeker was, en besloot te vertrekken. Hij ging terug om zijn verhuizing te regelen en werd op eigen verzoek door twee bevriende journalisten van de krant La Opinión naar het vliegveld gebracht. Direct daarna werden die opgepakt. Sindsdien zijn ze ‘verdwenen’.

Eind 1974 werd Van der Putten door NRC Handelsblad onder druk van reactionaire diplomaten en grote Nederlandse bedrijven aan de dijk gezet omdat hij te links zou zijn, maar de Volkskrant haalde hem graag binnen. Na de staatsgreep in Argentinië werd zijn nieuwe standplaats Caracas, Venezuela, waar toen de sociaaldemocraat Carlos Andrés Pérez aan de macht was. Van daaruit bereisde hij praktisch heel Latijns-Amerika.

De dwaze moeders

In 1978 ging Jan voor het eerst terug naar Argentinië met het WK als ‘schild’. Hij was een van de weinige journalisten die niet het kampioenschap versloeg maar de gruwelen die in het land plaatsvonden. Op de Plaza de Mayo interviewde hij voor de Nederlandse tv de ‘Dwaze Moeders’, vrouwen die op zoek waren naar hun verdwenen kinderen. Ze bestormden hem wanhopig. Het was de eerste keer dat ze door westerse media geïnterviewd werden. De beelden gingen de hele wereld over, en doen dat nog steeds. Beelden van dat interview zijn ook opgenomen in de Netflix-film The Two Popes en in de Disney+-serie Argentina ’78.

Burgeroorlogen in Midden-Amerika

Met de oorlog tegen de Nicaraguaanse dictator Somoza en de snel escalerende burgeroorlogen in El Salvador en Guatemala begon Midden-Amerika inmiddels het internationale nieuws te domineren. Het werd een van Jans focusgebieden. Hij versloeg het offensief tegen Somoza in 1978, dat toen nog mislukte, volgde het sandinistische slotoffensief in 1979 vanuit Costa Rica en maakte in Managua de uitbundige viering mee van de spectaculaire overwinning op Somoza. Die viering maakte grote indruk op hem, ‘vooral als je die uitbundigheid vergeleek met de gruwelijke sfeer in El Salvador en Guatemala.’ Sindsdien bleef hij Nicaragua frequent bezoeken.

Aanslagen

Jan van der Putten maakte in 1980 een geruchtmakende documentaire in El Salvador met Frank Diamand. Niet lang tevoren had hij een gesprek gehad met aartsbisschop Oscar Romero, die kort daarna tijdens een mis werd doodgeschoten. Jan en Frank filmden de plechtigheden bij zijn begrafenis en de dramatische taferelen op het plein voor de kathedraal toen militaire scherpschutters vanuit een aanpalend gebouw de duizenden mensen die Romero kwamen eren onder vuur namen. Twee dagen later werd midden in de hoofdstad een aanslag gepleegd op de filmploeg, waarbij Frank Diamand en geluidsman Ruud van der Heijden gewond raakten. Vanaf de operatietafel gaf Frank interviews aan de media. Van der Putten greep in toen de president, de christendemocraat José Napoleón Duarte, en de militaire leiders op een persconferentie leugens over de aanslag begonnen te vertellen. ‘Ik heb de microfoon overgenomen en verteld hoe het zat, het waren twee leden van de militaire politie die ons hebben beschoten.’ Hij wist onderhand dat een mensenleven niets waard was. Dat gold ook voor journalisten. Ook in Guatemala werd er een aanslag op hem uitgevoerd.

Marianella

Vanuit Mexico, waarheen hij in 1981 verhuisde, bleef Jan zich intensief bezighouden met de Midden-Amerikaanse drama’s. In 1983 onderbrak hij zijn correspondentschap. Hij gaf dat jaar les aan de School voor Journalistiek en schreef een boek over de Salvadoraanse mensenrechtenactiviste Marianella García Villas, die gedood was door militairen terwijl ze onderzoek deed naar het gebruik van chemische wapens in de oorlog. Over Marianella maakte hij ook een film, opnieuw met Frank Diamand.

Piet den Blanken heeft hij ook goed gekend, maar nooit direct mee samengewerkt. Koen Wessing was de fotograaf met wie hij het meest optrok. Wessing, overleden in 2011, heeft legendarische, riskante reportages gemaakt, onder meer van de coup in Chili en de burgeroorlogen in Nicaragua en El Salvador. Vaak was hij daarbij samen met Jan van der Putten.

China en Israël

In 1987 vertrok hij definitief uit Latijns-Amerika om correspondent te worden in Italië en de zuidelijke Balkan. Later ging hij, nog steeds voor de Volkskrant, naar China, waar hij van 1998 tot 2003 correspondent was. De repressie was daar toen lang niet zo groot als nu, zodat het voor een correspondent een stuk makkelijker werken was. Jan van der Putten is nog steeds freelance werkzaam als China- en Israël-expert. In Israël, waar twee van zijn kinderen wonen, is tegenwoordig een soort fascisme aan de macht, zegt hij. ‘Dat kan kennelijk.’ De gebeurtenissen in Latijns-Amerika volgt hij op afstand, en niet in detail.

Lessen

Een van de lessen van Chili, waar het voor hem allemaal begon, is dat je geen poging moet doen om via de legale, parlementaire manier macht te vergaren als je geen meerderheid hebt. Dan loopt zo’n proces onherroepelijk dood.
Een tweede les, want we hadden het natuurlijk over wat er van de landen geworden is waar links wél aan de macht kwam, is dat de staatsinkomsten gebruikt moeten worden voor structurele hervormingen, niet om ze populistisch uit te delen aan de bevolking en zeker niet aan je vrienden. Venezuela met zijn olie-inkomsten is het beste voorbeeld van wat er gebeurt als je dat niet doet. Het wordt wel ‘The Dutch Disease’ genoemd, naar de Nederlandse aardgasopbrengsten, voor zover die in de staatskas terechtkwamen en niet bij Shell belandden. ‘Ik gebruik die term in mijn nieuwste boek ook en ik ga ook in op de overeenkomsten.’

Of hij verbaasd is over het feit dat er zo weinig van onze dromen en verwachtingen terecht is gekomen, zelfs waar links aan de macht kwam? Jan merkt op dat er van de ‘wederopbouw’ in Nicaragua weinig terecht kwam. ‘Door de contra-oorlog, maar ook omdat het als snel fout ging binnen de sandinistische gelederen en ze elkaar de tent uit begonnen te vechten. Het is een van de twee manieren waarop een revolutie kan mislukken: van buitenaf maar ook, zeker als je Ortega nu bezig ziet, het ‘opvreten van binnenuit’.’
Gebrek aan realisme en machtsmisbruik

Wat El Salvador betreft was de strijd ongekend heftig, met achteraf magere resultaten. Jan van der Putten verklaart dat gedeeltelijk uit gebrek aan goed inzicht van de leiding in wat mogelijk en haalbaar was. ‘Een goede revolutionaire strategie zou realisme zijn. Maar er zijn ook te veel voorbeelden dat de linkse voorhoede ontspoort en zich te buiten gaat aan machtsmisbruik en graaien.’ Daar zijn we volgens Jan van der Putten te weinig kritisch op geweest. ‘Gedeeltelijk kwam dat ook omdat we veel niet wisten. Maar het lijkt anderszins ook op JP Sartre’s opstelling ten aanzien van de Goelag: hij wist wel wat er gebeurde, maar weigerde erover te praten om rechts niet in de kaart te spelen. Dat blijft een hels dilemma.’

Of het ook anders had kunnen verlopen? Jan van der Putten is tamelijk pessimistisch. ‘Ik heb er in Latijns-Amerika een punt achter gezet toen ik zag dat een historische cyclus van verrechtsing en militaire machtsovernames op z’n eind liep en dat alles weer opnieuw leek te beginnen.’