Mario Coolen en Gemma van den Hooff

Gemma van den Hooff en Mario Coolen hebben beiden een lange geschiedenis van betrokkenheid bij Guatemala. Mario werkte in een parochie aan de zuidkust van Guatemala en was een vertegenwoordiger van de basiskerk. Hij was betrokken bij de organisatie van arbeiders van de plantages en bij de oprichting van het Comité de Unidad Campesina, CUC. De verhalen van Mario en zijn broer uit Guatemala over de toenemende repressie en het verzet daartegen deden Gemma besluiten om samen met anderen het Guatemala Komitee Nederland op te richten.
Ze reflecteren over de rechtvaardiging van het gewapende verzet en de nietsontziende repressie van de staat als gevolg. Toen leek het de beste en de enige weg naar een rechtvaardige samenleving. Maar die rechtvaardige samenleving is er niet gekomen en de verliezen waren groot. Desondanks blijft voor hen de strijd voor rechtvaardigheid even relevant als altijd.
Een betrokken gezin
.
Gemma: ‘Ik ben geboren in Deventer en kom uit een arbeidersgezin. Mijn vader werkte in het magazijn van een ijzerhandel, mijn moeder was huisvrouw. Ze hadden vrij conservatieve ideeën. We vormden een echt katholiek gezin, met grote betrokkenheid bij de missie en met een KVP-achtergrond. Ik ging met mijn oma missiekalenders verkopen en zamelde zilverpapier in voor ‘de arme mensen in Afrika’. Ik denk dat daar de basis is gelegd voor mijn betrokkenheid bij ‘de zwakkeren in de samenleving’. Mijn moeder gaf daar het voorbeeld in. Zij ging werken in wat je toen ‘asociale wijken’ noemde. Mijn vader zei regelmatig dat hij wilde dat zijn kinderen het beter zouden hebben dan hij zelf. Dat gaf ook wel druk, dat heb ik ook ervaren als het om schoolresultaten ging. Maar achteraf gezien ben ik best blij dat zij zo gepusht hebben. Want het was niet vanzelfsprekend dat je als kind uit een dergelijk milieu kansen kreeg en naar de middelbare school kon. Daarna ben ik een secretaresseopleiding gaan doen, dat vonden mijn ouders een mooi meisjesberoep. Een HBO-opleiding of universitaire studie was niet aan de orde. ‘
Adamo
Gemma had in die tijd de zanger Adamo als idool. ‘Die had een secretaresse en die reisde de hele wereld over en ik dacht: ‘dat wil ik ook, de wereld zien’. Maar ik kwam niet veel verder dan Eindhoven, waar ik ook ging wonen omdat ik thuis veel conflicten met mijn ouders kreeg. Ik kon bij een oom en tante in Eindhoven terecht en vond ook dankzij hen een baan bij Philips, als secretaresse dus.’
Nieuwe wegen
‘Maar eigenlijk was dat niks voor mij, je moest er ‘representatief’ uitzien en dienstbaar zijn. Dat lag me niet zo. Bovendien was het een multinational, en ik begon me af te zetten tegen het beleid van Philips in Griekenland, Indonesië, et cetera. Toen allemaal dictaturen waar Philips mee handelde en samenwerkte. Ik had het daar moeilijk mee, kreeg conflicten en besloot zelf weg te gaan.
Ik ben toen gaan werken bij de Raad voor Jeugd- en Jongerenwerk in Nuenen. Daar kwam ik ook te wonen toen ik trouwde. Dat werk stimuleerde me om de Sociale Academie te gaan doen. Een studie erbij dus, naast een baan en ook nog het moederschap. Ik wilde die studie volgen vanuit een bepaalde maatschappijvisie en deed de studierichting sociaal-cultureel werk met de aantekening ‘politiserend werken’, dat heette toen zo. Maar ik ben met die opleiding nooit aan het werk gegaan in een baan, want toen kwam Guatemala in zicht,
zo rond 1977 – 1978.’
Uit een Brabants boerengezin
Mario is in 1944 geboren in Nuenen, in een groot Brabants gezin met 14 kinderen,11 jongens en 3 meisjes, een echte boerenfamilie. ‘In Nuenen heb ik mijn jeugd doorgebracht en ik ben daar naar school gegaan. Als kleine jongen wilde ik priester worden en het liefst was ik naar het kleinseminarie van het bisdom Den Bosch gegaan. Maar het werd het gymnasium Sparrendaal bij Vught gerelateerd aan de congregatie van Scheut met haar oorsprong in België. Mijn oudere broer Antonio was toen al enkele jaren op Sparrendaal. Hij is later voor zijn studie naar België gegaan en vandaar is hij in 1967 als missionaris naar Guatemala vertrokken. De stap naar het kleinseminarie was voor ons als kinderen uit een groot katholiek gezin toch ook een mogelijkheid om een betere studie te doen. Ik heb een fijne tijd gehad op Sparrendaal. Ik kon goed leren en ik had weinig moeite met het toch wel strakke seminarieleven. Als persoon ben ik op Sparrendaal niet echt uit de verf gekomen. Het belangrijkste was toch wel dat je paste binnen een bepaald kader. Wel hield ik in die tijd steeds belangstelling of misschien meer een gevoel voor het mystieke en het religieuze en daarom besloot ik na Sparrendaal theologie te gaan studeren aan de KU Nijmegen.’
Een andere wind
‘In die periode nam ik meer afstand van het instituut kerk. Het was de tijd van het Tweede Vaticaans Concilie, met frisse winden en progressieve stromingen. In Nijmegen studeerde ik bij de bekende theoloog Edward Schillebeeckx. Hij zag het als zijn opdracht eeuwenoude geloofstradities en het levensgevoel van de moderne mens met elkaar te verbinden zodat ze elkaar konden verrijken. Voor mijn doctoraalscriptie koos ik de schrijver en filosoof Albert Camus, die in 1957 de Nobelprijs voor literatuur kreeg. In zijn werk gaat het over mensen die ‘nee’ durven zeggen en in opstand komen tegen onderdrukking. Maar Camus waarschuwde er ook voor dat wanneer je de opstand politiek gaat organiseren en zonder terughoudendheid en maatgevoel de confrontatie aangaat, dat dan de ene dictatuur de andere dreigt op te volgen. Hij pleitte voor een persoonlijke moraal van vriendschap en menselijkheid en koos partij voor de vernederden van deze aarde.’
Pastoraal werk in Guatemala
‘Begin 1972 was ik klaar met mijn studie in Nijmegen. Maar welke kant wilde ik op met mijn leven? Ik voelde me ook persoonlijk onbestemd en eigenlijk had ik er weinig zin in om in Nederland als theoloog aan het werk te gaan. Wel raakte ik steeds meer geïnteresseerd in wat mijn broer Antonio schreef over zijn werk in de parochie van Santa Lucía Cotzumalguapa aan de tropische zuidkust van Guatemala. Over de basisgroepen die hij en zijn collega’s vormden met plantagearbeiders. Over nieuwe vormen van Bijbellezen vanuit de concrete leefsituatie van de arbeiders. Bewustwording en actie waren in Santa Lucía centrale thema’s. Maar mijn broer vertelde ook over grootgrondbezitters die niet gediend waren van mondige arbeiders en een geëngageerde kerk. Zij probeerden elke vorm van organisatie en verzet desnoods met geweld de kop in te drukken. Dat was nog eens wat anders dan de boeiende, maar ook wel veilige theologiestudie op de Nijmeegse collegebanken. In een brief vroeg ik mijn broer of ik een tijdje deel zou kunnen uitmaken van het pastorale team van Santa Lucía. Hij overlegde met zijn collega’s en het antwoord was positief. Om te kunnen vertrekken had ik nog wel een organisatie nodig die bereid was mijn uitzending te ondersteunen. Met succes klopte ik aan bij het Centraal Missie Commissariaat, CMC, een organisatie van Nederlandse religieuzen. In het contract met de parochie van Santa Lucía Cotzumalguapa stond dat ik me gedurende drie jaar zou bezighouden met kadervorming en met het begeleiden van basisgemeenschappen. In 1975 werd mijn contract met drie jaar verlengd en in 1978 kreeg ik er nog eens twee jaar bij. Aan die laatste verlenging zat wel een voorwaarde en die had te maken met de zogenaamde ‘terugkoppeling’. Ik zou in die periode vanuit Guatemala contacten uitbouwen met de internationale solidariteitsbeweging. Die kwam in Nederland en ook andere landen van Europa steeds meer van de grond.’
Opzet solidariteitscomité met Guatemala
Gemma memoreert dat zij met enkele anderen in de jaren ’76 – ’77 met een werkgroepje, gerelateerd aan de wereldwinkel in Nuenen, rond Guatemala begon te werken. ‘Heel lokaal, waar we al snel op veel belangstelling konden rekenen, want de gebroeders Antonio en Mario Coolen komen uit een bekende Nuenense familie. Met name via Mario bereikten ons de berichten over de toenemende repressie in Guatemala en ook over het groeiende verzet daartegen. We voelden toen de noodzaak er meer mensen bij te zoeken. We hadden al het voorbeeld van het Nicaragua komitee en het El Salvador komitee. We zijn in Utrecht bij het toen al actieve Nicaragua-comité op bezoek geweest, ter inspiratie. We kregen tips en handreikingen hoe we een landelijk solidariteitscomité konden oprichten.’ Mario vult aan hoe die contacten tot stand kwamen in de periode 1972 – 1980 toen hij werkzaam was in Guatemala. Tijdens zijn vakanties in Nuenen, eerst in 1975 en daarna weer in 1978, ontmoette hij een aantal keren Gemma en andere leden van de groep in Nuenen.
Organisatie van plantagearbeiders
Mario was acht jaar lid van het pastorale team van Santa Lucía. ’Ik heb samen met mijn collega’s aanvankelijk gewerkt aan het opzetten van christelijke basisgemeenschappen. Maar geleidelijk aan zijn we meer nadruk gaan leggen op de organisatie van de plantagearbeiders. In die periode was er nog, maar een klein aantal vakbonden actief op de koffie- en suikerriet plantages, maar ook die werden via ontslagen en bedreigingen van de grootgrondbezitters één voor één om zeep geholpen. We beseften dat er een nieuw organisatiemodel nodig was. Op 15 april 1978 hebben we toen het CUC opgericht, een nieuw type organisatie van plantagearbeiders en kleine boeren buiten de bestaande wettelijke kaders van Guatemala om. Behalve aan de zuidkust was het CUC ook sterk in delen van het hoogland waar de Mayabevolking woont. Daar komen ook de seizoenarbeiders vandaan die elk jaar tijdens de oogstperiode naar de zuidkust trekken. Begin februari 1980 organiseerde het CUC een brede staking op de suikerrietplantages. De staking begon in Santa Lucía en breidde zich als een olievlek uit over heel het kustgebied. Al snel deden naar schatting 80.000 arbeiders mee aan de staking. Zeer tegen de wil van de grootgrondbezitters kondigde de regering een loonsverhoging aan, van 1.12 dollar naar 3.20 dollar per dag.’
Selectief geweld
Medio maart 1980 verliet Mario Guatemala om de internationale solidariteit met Guatemala te gaan ondersteunen zoals was afgesproken met het CMC. ‘Ik herinner me dat al mijn collega’s naar het vliegveld waren gekomen om afscheid te nemen. Ik vertrok vol enthousiasme om het verhaal van de veelbelovende boerenbeweging en het succes van de staking internationaal op de kaart te zetten. Wat we met zijn allen niet hadden voorzien was dat juist de kracht van de staking kort daarna zo’n ongenadige terreur van de kant van het leger en de grootgrondbezitters zou ontketenen. Op weg van Guatemala naar Nederland maakte ik een tussenstop in Toronto waar de internationale koepel van suikerrietkappers was gevestigd. Daar hoorde ik dat in San Salvador Oscar Romero was vermoord, de bisschop voor wie we veel bewondering hadden. Ik was nog maar net geland in Nederland toen er een telefoontje kwam uit Guatemala met het bericht dat tijdens de 1 mei manifestatie in de hoofdstad van Guatemala mijn Filipijnse collega pater Conrado de la Cruz, samen met een vriend was ontvoerd. En heel kort daarna, op 12 mei 1980, werd de Vlaamse missionaris Walter Voordeckers doodgeschoten op enkele tientallen meters van de kerk van Santa Lucía. In de periode die volgde werden nog drie andere leden van ons team slachtoffer van de staatsterreur. En dat allemaal vanwege de betrokkenheid van de kerk bij de bewustwording en organisatie van de plantagearbeiders. Ook tientallen leden van het CUC die hadden deelgenomen aan de staking in het suikerriet, werden ontvoerd of vermoord. Intussen raakte in Guatemala het politieke proces in een stroomversnelling. Het gewapend verzet had zich begin 1982 verenigd in de Unidad Revolucionaria Nacional Guatemalteca, URNG. In Nicaragua was de revolutie gelukt, El Salvador was al aardig op weg en ook in Guatemala leek een revolutionaire doorbraak alleen een kwestie van tijd.’
Rechtvaardiging van en twijfels over de gewapende strijd
Mario: ‘Begin jaren tachtig zagen veel personen de revolutie als legitieme en noodzakelijke weg naar de bevrijding van volken van Midden-Amerika en zelf dacht ik daar toen ook zo over. Maar als je ziet wat er – in Guatemala, maar ook elders – in naam van de revolutie is misgegaan, met zogenaamd uitzicht op een nieuwe samenleving, ja dan komen er toch ook wel twijfels naar boven. Ik heb me dat allemaal opnieuw gerealiseerd in het kader van de rechtszaak bij het Hof van Assisen in Leuven in december 2023 waarbij ik zelf optrad als getuige. Op basis van de Belgische genocidewet werden in Leuven vijf hooggeplaatste politici en militairen uit Guatemala tot levenslang veroordeeld. En dat vanwege hun aandeel in de jaren 1980 – 1982 in de ontvoering en moord op vier Vlaamse Scheutisten, mijn collega’s Walter Voordeckers, Ward Capiau, Pablo Schildermans en Sergio Berten. Zij waren destijds direct of indirect betrokken bij een boerenbeweging die steeds meer versmolten raakte met het gewapende verzet. Na de staking werd de jacht geopend op leden van het CUC en die zochten noodgedwongen hun toevlucht bij de gewapende organisaties. Er leek voor het CUC geen alternatief te zijn dan de gewapende strijd.’
Gemma: ‘Ook in het GKN, het Guatemala Komitee Nederland, dat we inmiddels hadden opgericht, dachten we: ‘Dit is de weg, er is geen andere route’. En je verkeerde toch ook wel een beetje in de euforie van de overwinning van het FSLN in Nicaragua. Mario: ‘We dachten toen dat dat het in Guatemala ook zo zou kunnen gaan, een landhervorming bijvoorbeeld, na de overwinning via de gewapende strijd. Terwijl Nicaragua in de jaren ’80 de ’81 toch al liet zien tegen welke enorme moeilijkheden de sandinisten aanliepen toen zij de economie gingen organiseren. Het is niet zo dat je een groep rijken naar Miami wegstuurt en dan met de rest zegt, ‘we gaan het nu samen verder verdelen en organiseren’. Dan ben je nog niet bezig met een echte systeemverandering. De economisch en politieke structuren blijken veel complexer en weerbarstiger dan je tevoren met een zekere naïviteit denkt.’
Mario: ’We hebben ons vergist. We hadden de stellige overtuiging dat het in Guatemala anders moest en dat een overwinning in het verschiet lag. ‘Dare to struggle, dare to win’, was de titel van een brochure die het Noord Amerikaanse Guatemala Komitee toen uitgaf. Maar wij hebben we ons verkeken op de harde realiteit. Het Ejército Guerrillero de los Pobres, EGP, een van de vier guerrillaorganisaties, redeneerde na de staking in het suikerriet: ‘met 80.000 boeren met geheven machetes hebben we een deel van de massa’s op de been. En dan komen we snel in de buurt van een noodzakelijke gewapende confrontatie. Maar de hoop van de guerrilla was de nachtmerrie van de grootgrondbezitters. En die vreesden voor het voortbestaan van het systeem. Na de succesvolle staking aan de zuidkust volgde vanaf medio 1981 een periode van gruwelijke moordpartijen in de inheemse gemeenschappen met dictator Ríos Montt als voornaamste aanstichter. Sociale wetenschappers in Guatemala hebben er op gewezen dat je de massamoorden in het woongebied van de Maya’s zou kunnen bezien in het licht van de kracht van de staking van begin 1980.’
Zware repressie
Mario: ’Je kunt zeggen, dit hadden we niet voorzien en natuurlijk was het vooral het leger dat de misdaden pleegde. Maar we hadden ook kunnen luisteren naar andere stemmen in Guatemala, we hadden kunnen leren van andere revolutionaire processen en ikzelf van mijn behoedzame leermeester Camus. Maar we waren gefocust op de plek waar we op dat moment waren. We waren overtuigd van eigen kracht en in de ban van de geest van de revolutie die in delen van Guatemala rondwaarde. We hebben daarbij ook onderschat wat het gebruik van geweld bij de revolutionaire organisaties zelf teweeg brengt, de excessen die soms ontstaan ook al gaat het om idealisten. Gebruik van geweld kun je legitimeren, in de zin van dat je jezelf mag verdedigen en je tirannen mag doden, dat staat zelfs in de sociale leer van kerk. Maar zoals ik het nu zie is het niet zo eenvoudig. Ik ben gaan inzien dat het gebruik van geweld, hoe legitiem het schijnbaar ook kan zijn, niet de oplossing brengt en dat het vaak ongewild nieuwe vormen van ellende tot gevolg heeft. En dat daarvan dan vooral de burgerbevolking slachtoffer is. Dat er 80.000 campesinos met een machete in de hand gaan staken, wil nog niet zeggen dat ‘de massa’ klaar is voor een revolutie. Ze zijn wel in beweging, maar welke kant die beweging opgaat weet je gewoon niet. Wij dachten dat 1981 voor Guatemala het beslissende jaar zou zijn. Dat was ook de boodschap richting de solidariteit, het GKN en andere comités in Europa. Terwijl je je naderhand realiseert dat in datzelfde jaar 1981 aan de zuidkust tweederde van het kader van het CUC dat overhaast was opgegaan in het EGP, werd uitgemoord. We hebben de eigen kracht overschat en het risico van zware repressie onderschat.’
De Spaanse ambassade
Gemma en Mario herinneren zich als de dag van gisteren de 31e januari 1980, de dag dat boeren van het CUC de ambassade van Spanje in Guatemala Stad bezetten. Doel was vooral internationale aandacht te vragen voor de situatie in Guatemala. Dat lukte op zich wel, maar op een heel dramatische manier. Eenheden van politie en leger vielen de ambassade aan met als gevolg dat 37 personen (de bezetters en enkele bezoekers) om het leven kwamen. Onder hen de vader van de latere inheemse leidster en Nobelprijswinnares Rigoberta Menchú. Mario bracht als bijna ooggetuige via de telefoon verslag uit aan de mensen van het Guatemala Komitee in Nederland. Hij had wel kort tevoren gehoord dat er iets ging gebeuren, zonder precies te weten wat. Terugkijkend naar die momenten zegt hij: ‘Wij dachten toen dat het eigenlijk een natuurlijk en noodzakelijk proces was, dit soort gewaagde stappen. Dat volksorganisaties zoals CUC op het pad van de gewapende strijd kwamen en dus ook dit soort risico’s namen. José Yos, een leider van het CUC uit Santa Lucía was bij de bezetting betrokken en kwam om in de vlammenzee.’
De weg naar de revolutie
Mario ging enkele maanden na het drama in de Spaanse ambassade terug naar Europa. Zijn eerste taak was het voorbereiden van het Russel Tribunaal dat eind 1980 in Rotterdam plaatsvond en waar Guatemala werd veroordeeld voor de moord in de Spaanse ambassade. Hij ondersteunde ook het GKN en hielp het netwerk van Europese solidariteitscomités dat inmiddels vanuit Nederland was opgezet, te coördineren. In een tijd waarin internet nog niet in beeld was en informatie nog veelal via de papieren weg (en dus via post of reizigers) hierheen kwam, was dat een cruciale rol. De comités uit de verschillende landen kwamen minstens één keer per jaar bij elkaar, meestal ook in aanwezigheid van mensen uit Guatemala, afvaardigingen vanuit de volksorganisaties en het gewapend verzet, dat zich in de URNG had verenigd. Gemma, met Mario en anderen destijds actief in het GKN én de Europese coördinatie: ‘Wij als solidariteitsbeweging hadden als grote lijn ook de steun aan volksorganisaties en het gewapend verzet, als noodzaak om uiteindelijk tot een revolutie te komen. We plaatsten ook kleine advertenties op de voorpagina van enkele landelijke kranten waarin we steun vroegen voor de URNG, met een gironummer, en dat leverde ons honderdduizenden guldens op. Eigenlijk hadden we daar niet eens zoveel discussie over in het GKN. Alle andere vreedzame middelen waren uitgeput, het gewapend verzet bleef als alternatief over.’
De dramatische geschiedenis van armoede en geweld in Guatemala en de reacties daarop vanuit het gewapend verzet leidden in Guatemala wel tot onderlinge discussies. Mario vertelt over gesprekken met collega’s over wel of niet aansluiten bij de guerrilla. ’Ook ik zag op dat moment de revolutie als de weg naar de noodzakelijke verandering. Bevrijding was het sleutelwoord, we geloofden in een proces van grootschalige structurele verandering. Toch had ik voor mezelf het gevoel dat ik me niet moest aansluiten bij een revolutionaire organisatie in een land waar ik niet vandaan kwam. Ik voelde me in Guatemala thuis bij een bepaald soort basiswerk waarvan ik dacht, ‘daar heb ik zicht op’. Maar als je dan terecht zou komen in verticale organisatiestructuren met comandantes en zo, nee dat wilde ik niet. Ik voelde mezelf meer thuis bij een brugfunctie tussen het revolutionaire proces in Guatemala en de internationale solidariteit. Sommige collega’s in Guatemala meenden ook dat de revolutionairen eigenlijk ook niet bij de inheemse cultuur pasten vanwege hun antidemocratische, hiërarchische organisatiestructuur, als het ware losgezongen van het oorspronkelijke gemeenschapsgevoel. En als er dan ineens een gewapende organisatie opstaat die vanuit het idee van ‘revolutionaire recht’ tegenstanders begint te vermoorden, dan wordt dat in de gemeenschappen vaak als schokkend ervaren. Het veroorzaakt verbijstering en aversie tegen de gewapende groepen. Je kreeg het gevoel dat de redenering van het verzet was, ‘als het maar deugt, dan voegen de mens en de werkelijkheid zich wel naar het plan’. Maar het is vaak een kwestie van macht en van middelen, van links en van rechts, die uiteindelijk de overhand krijgt. Dat maakt me soms wel moedeloos.’
Keuzes van toen
Gemma: ’Toen je terugkwam naar Nederland, in die periode (1980), zeiden we ook vanuit het Guatemala Komitee vol overtuiging, ‘dit gaat een revolutionair proces worden, en dat kan gebeuren, omdat het moét gebeuren’. Dat was onze redenering, het was zó voor de hand liggend dat die veranderingen er moesten en zouden komen. We vonden ook dat je onderscheid moest maken tussen soorten van geweld, enerzijds het repressieve geweld en daar tegenover het bevrijdende geweld. Dat laatste moest je juist steunen, dat zou immers de bevrijding gaan brengen. Die opstelling vond ook weerklank bij de achterban van het GKN. Meer dan de andere Midden-Amerika Komitees hadden wij een basis binnen progressieve kerkelijke organisaties en ook op lokaal niveau waren die goed vertegenwoordigd. De boodschap van gewapend verzet als (enig) alternatief werd ook door de sympathisanten met verschillende achtergronden gedeeld.’
Mario: ‘Ik kom niet terug op die keuzes van toen, dat heeft voor mij niet veel zin. De keuze van toen zijn de keuzes van toen. Wij dachten destijds met veel intelligente en gedreven mensen om ons heen, van de Universiteit, van de Jezuïeten enzovoort, dat de weg van de revolutie een goede en verantwoorde keuze was. In ons werk lieten wij ons daardoor leiden, we probeerden goede democratische leiders te vormen en die vonden vervolgens hun weg naar de verschillende organisaties. En werkelijk, wat waren het moedige en prachtige mensen, waar we dagelijks mee omgingen en die bij ons kind aan huis waren. Mannen en vrouwen die – vanuit hun geloof en omdat ze weg wilden uit de armoede – bereid waren alles op het spel te zetten, ook hun eigen leven. Maar we hebben onvoldoende voorzien tegen welke repressie we zouden aanlopen, dat er niets ontziende tegenkrachten in stelling werden gebracht. Terugdenkend aan de mensen waar we ons voor inzetten, om die te betrekken bij het revolutionaire proces, dan is dat op het eerste gezicht een tragische oogst. Zoveel mensen die zijn vermoord of verdwenen. Die liet ik in Guatemala achter met de boodschap dat ik terug ging naar Europa om daar over hun strijd te vertellen en die verder mede mogelijk te maken door de internationale solidariteit. De herinnering aan zoveel moedige mensen is niet weg, maar het werd geen triomftocht. Het is een pijnlijk, maar tegelijk ook hoopvol verhaal dat niet vergeten mag worden.’
Belang van getuigenissen
Mario: ‘De processen in Guatemala hebben heel veel losgemaakt aan goedheid, aan liefde, aan moed en solidariteit van zoveel mensen. En dat is toch ook enorm bewonderenswaardig, de verhalen en getuigenissen daarover moeten we vasthouden en doorvertellen aan de nieuwe generaties. En tegelijk ons blijven inzetten voor gerechtigheid.’ Mario refereert daarbij ook aan ‘Asociación Memoria, Dignificación y Esperanza’, AMDE, de organisatie van familieleden van vermoorde en verdwenen personen uit de streek van Santa Lucía aan de Zuidkust. Met die organisatie bracht hij twee boeken uit met getuigenissen en met indringende foto’s van Piet den Blanken die daarvoor verschillende malen naar Guatemala reisde en daar in 2022 overleed. De boeken van Santa Lucía spelen dan weer een belangrijke rol in de internationale rechtszaak in de VS van de nabestaanden tegen de staat van Guatemala. ‘Ja, dat is toch ook het teruggeven aan de mensen van hun waardigheid, hun gezicht, wat hen is overkomen. We schreven het woord bevrijding toen met hoofdletters, we zijn nu meer bescheiden en het zijn kleine letters geworden, maar toch. Je staat eigenlijk voor de keuze om ofwel cynisch de geschiedenis de rug toe te keren…of om samen om te zien in realiteitszin, waardigheid en hoop. De keuze om na alle geleerde lessen te kiezen voor het kleine, het haalbare. Maar ook dat kleine moet weer groter worden wil het zoden aan de dijk zetten, moet ook weer politiek vertaald worden. Maar niet als een revolutionaire blauwdruk die alleen maar ingevuld hoeft te worden.’
Nieuwe hoop
Mario en Gemma refereren allebei met een nieuw soort hoop aan de ontwikkelingen in Guatemala van de laatste tijd, de onverwachte uitkomst van de verkiezingen eind 2023 met de overwinning van Bernardo Arévalo die nu president is (noot: sociaaldemocraat, zijn vader Juan José Arévalo was president van 1945 – 1951, was hervormingsgezind en leidde de periode van de ‘Guatemalteekse lente’ in). Het geeft ook hoop dat dit proces, dat Arévalo tot winnaar maakte, zowel vanuit de VS als vanuit Europese landen werd gesteund.
‘Hoopvol waren ook de massale demonstraties vanuit de Mayabevolking, maandenlang. Natuurlijk zal de vraag zijn in hoeverre Arévalo die steun in de huidige moeilijke context ook echt kan verzilveren in een beleid waar ook de Maya’s iets aan gaan hebben. Welke ruimte krijgt Arévalo, zolang de hele rechtspraak, het hele juridische systeem nog zo corrupt is, hij de meerderheid in het Parlement niet heeft, de CACIF (werkgevers) nog de economische lijnen uitzetten, et cetera. En als de Maya bevolking weer zo gefrustreerd gaat worden, ja dan zijn we weer terug bij af. Je moet leren te denken in kleinere stappen, die verbetering van beperkter omvang in zich hebben. Natuurlijk begint er met Trump aan de macht een nieuw tijdperk dat niet vrolijk stemt. Generaal Benedicto Lucas die in Leuven in 2023 werd veroordeeld en ook in Guatemala is aangeklaagd vanwege zijn rol in de genocide verscheen onlangs in de rechtszaal met op zijn pet in grote letters TRUMP.’
Persoonlijke kosten en baten
Gemma: ‘Dit werk van zovele jaren met Guatemala heeft mij persoonlijk heel veel gebracht. Dat gevoel van diepe solidariteit die je met mensen kunt hebben en ook wat de Maya’s me hebben weten over te brengen aan visies en ideeën, ook over mijn eigen leven, ik voel me heel rijk om dat beleefd te mogen hebben. Aan de andere kant, iets wat me nog altijd wel hoog zit, is dat ik mijn dochter toen behoorlijk heb verwaarloosd. Het was altijd eerst Guatemala, dan een hele tijd niks, en dan pas mijn dochter Femke, zoals ze het zelf ooit tegen me heeft gezegd. Ik had te weinig oog voor haar. Ik was een keer in Guatemala en had aangegeven wanneer ik terug zou zijn, om dan samen met Femke een paar dagen weg te gaan. Maar toen kwam er een voorstel om mee te gaan naar de binnenlanden in Guatemala, naar de CPR (Comunidades de Población en Resistencia) en ik dacht: ja, daar wil ik aan meedoen. Ik belde Femke toen vanuit het kantoor van het CUC om haar te vertellen dat ik later terug zou komen en ze begon ontzettend te huilen. Dat vertelde ik aan de vrienden van het CUC en die zeiden meteen, ‘je moet terug naar huis’. Dat heb ik toen gedaan. Ik heb het later allemaal met Femke uitgepraat. Het is wel weer goed gekomen tussen ons. Maar je draagt dat toch altijd mee en mijn dochter ook. Nog steeds vind ik het pijnlijk dat zij zich als kind door mij in de steek gelaten heeft gevoeld.’
Mario: ‘Wat Gemma zegt herken ik. Hetzelfde heeft mijn vriend Henny ook wel tegen mij gezegd, dat van eerst Guatemala en dan een hele tijd niets. Ik voel zijn pijn en heb dan de neiging om me te gaan verdedigen. Maar ik weet dat hij gelijk heeft. Dat je niet goed met mensen ‘veraf’ solidair kunt zijn als je degenen die dichtbij zijn verwaarloost. Ook realiseer ik me dat ik door mijn gedrevenheid voor Guatemala anderen soms onder druk heb gezet om ook een bijdrage te leveren. Dat ik misschien meer oog voor de goede zaak had dan voor de mensen die ik benaderde. En dat ik bij dat alles te weinig bezig ben geweest met mijn eigen toegedekte twijfels, pijn en verdriet. En toch, als je die persoonlijke elementen verwaarloost, kun je wel een gedreven iemand zijn, maar in zekere zin ook iemand die niet echt bereikbaar is. Ik weet dat ik anderen daarmee tekort heb gedaan. Dat betreur ik, dat doe ik nu anders, meer vanuit het hart, zonder grote betogen.’
Ze krijgen ons er niet onder
Mario: ‘Er is geen ‘het was de moeite waard’ en ik ben erg getroffen door de manier waarop Gemma haar weg naar en binnen de solidariteit verwoordt. Voor mij was het vaak tussen hoop en vrees, tussen verwachting en teleurstelling. Maar één ding is duidelijk: het gaat om mensen die ik kende, die oprecht eerlijke keuzes maakten, die moedig waren. Collega’s en vrienden die zich misschien vergisten in de wegen die zij insloegen en niet het gewenste doel behaalden. Maar dat doet niets af aan de diepe menselijkheid en enorme inzet waarmee ze dit allemaal deden.’
‘Uiteindelijk gaat het erom: wie waren die mensen, wat deden ze en waarom, wat hadden we met hen en hoe houden we de herinnering aan hen levend? Ik denk bijvoorbeeld aan Marcela Bautista uit Santa Lucía die nu in Canada woont. Zij komt uit een familie waarvan negen leden die nauw betrokken waren bij de CUC werden vermoord of zijn verdwenen. Ze bleven nog met z’n viertjes over en zijn nu Canadese staatsburgers. Marcela was in 2023 ook in Leuven als getuige bij het Assisen proces. Ze sprak daar met trots over de moedige leden van haar familie, over haar broer Pablo die het startsein gaf voor de staking. Kort daarna werd Pablo neergeschoten en zwaargewond hebben we hem toen naar een veilige plek in de hoofdstad gebracht. Bij mensen als Marcela denk ik, ‘hoe is het in godsnaam mogelijk dat je dit hebt overleefd?’ Marcela was op het moment dat haar familieleden werden ontvoerd een meisje van 11. Zij sloot zich later aan bij de guerrilla, kwam uiteindelijk in Mexico terecht en vond daar haar zusje en twee broertjes, die de periode van het geweld als door een wonder hadden overleefd, weer terug. Ze is nu zoveel jaren later in Canada verpleegster en heeft twee kinderen die allebei de universiteit van Montreal hebben afgerond. Het motto van Marcela is: elk nieuw kind dat in onze familie wordt geboren is het bewijs dat ze ons er niet onder krijgen en dat de strijd voor een beter Guatemala doorgaat. Vanuit Canada probeert zij samen met haar zus Dolores om via juridische stappen de stoffelijke resten van haar verdwenen familieleden terug te vinden. Wat een vrouw zeg ik dan, en ja, voor haar was het ondanks alles de moeite waard. Enkele weken geleden belde ik met Marcela. Het was kerstavond en alle leden van de familie Bautista waren bijeengekomen voor het kerstmaal. Via de telefoon spraken we over kerstmis destijds in het tropische Santa Lucía en nu in Canada met een dik pak sneeuw voor de deur. ‘Jij maakt deel uit van onze familie’, vertrouwde Marcela me toe. Ik heb haar geantwoord dat ik dat een grote eer vond en er trots op was.’
Herinnering, Waardigheid en Hoop
Mario: ‘Eind jaren zeventig, het was kort voor de staking, schilderde het Ejército Secreto Anticomunista ESA in het holst van de nacht leuzen op ons huis en op de kerk in Santa Lucía. Vooral onze teamleider padre Walter moest het ontgelden. ‘Walter is een communist in priesterkleding’, stond er in grote letters en: ‘weg met de buitenlandse priesters’. Meer dan veertig jaar later, in september 2024, onthulden de leden van AMDE met steun van Impunity Watch een muurschildering op de plek waar Walter kort na de staking werd doodgeschoten. Op de kleurige muurschildering staat Walter levensgroot afgebeeld terwijl hij voorgaat in een godsdienstige viering. Links van hem suikerrietkappers met geheven machetes en hier en daar een bijbel en rozenkrans. Rechts van hem een groep nabestaanden met in hun handen het portret van hun vermiste en vermoorde geliefden. Een betere uitbeelding van ons werk in Santa Lucía kan ik me nauwelijks voorstellen. En in het kantoortje van AMDE in een zijstraat van Santa Lucía staat een altaar met daarop bijna honderd portretten van de slachtoffers van het geweld na de staking. ‘Het altaar van de martelaren’ noemt AMDE het. Boven het altaar hangt een kruisbeeld met daarbij de tekst, ‘zij spraken de waarheid, zij stierven voor de waarheid’. En dat is bij alle pijn en gemis ook voor mij iets om trots op te zijn en nooit te vergeten. Het altaar is een teken van hoop dat de waardigheid van de slachtoffers herinnerd zal worden. En een appèl aan nieuwe generaties om de strijd voor een beter Guatemala voort te zetten. Want daarnaar verwijst de naam AMDE: Herinnering, Waardigheid en Hoop. En ik vind troost in de woorden van Vaclav Havel, ‘Hoop is de zekerheid dat iets zinvol is onafhankelijk van de afloop’.’
Nuenen en Guatemala
Gemma is nog steeds actief in een lokale stichting in Nuenen. Ze vertelt: ‘In 2012 brachten wij met enkele mensen uit Nuenen een bezoek aan Guatemala. Naar aanleiding van dit bezoek hebben wij in 2013 de Stichting Nuenen-Guatemala opgericht. We richten ons op kleinschalige projecten. Op dit moment steunen wij een duurzaam landbouwproject van 50 Maya-jongeren, meisjes en jongens. Daarnaast bieden we jongeren de mogelijkheid voor een studiebeurs voor een (universitaire) studie of beroepsopleiding. Al deze jongeren zijn op de een of andere manier actief binnen hun eigen gemeenschappen.
Ook steunen en volgen wij het proces van de internationale rechtszaak die AMDE voert tegen de staat Guatemala.
Onder nieuwe omstandigheden en geleerd van het verleden proberen we zo een nieuwe invulling te geven aan de solidariteit met de mensen in Guatemala.’