ALGEMEEN

De Solidairen

Lou Keune

Enkele honderden Nederlanders hebben zich vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw ingezet voor de bevrijding, politiek, sociaaleconomisch en cultureel van de volkeren van Midden-Amerika. In dat kader hebben zij zowel in die regio als in Nederland honderden projecten uitgevoerd of daaraan deelgenomen. Hoe kijken zij daar – tegen de achtergrond van soms deplorabele ontwikkelingen in de regio – op terug?

Wie waren die Nederlanders die naar Midden-Amerika reisden of in eigen land binnen de solidariteit actief werden? Voor dit boek hebben wij een dertigtal mensen geïnterviewd, een bescheiden aantal als je dat afzet tegen al die Nederlanders die zich in hebben gezet voor die beweging…
Bij dit solidariteitswerk waren mensen betrokken die geboren waren in de jaren 1930-’60 of soms nog jonger. De meesten van hen zijn in Nederland geboren en opgegroeid, enkelen zagen het licht in El Salvador, Aruba, Nigeria…

Middenklasse

De meeste mensen die tot de groep ‘Solidairen’ behoren komen uit een ouderlijk milieu dat als middenklasse kan worden aangemerkt. Slechts een enkeling komt uit een arbeidersgezin, enkele anderen uit een agrarisch milieu. Nogal wat van de geïnterviewden komen uit een kinderrijk gezin, waaronder één uit een gezin met veertien kinderen. Voor een deel kwamen deze personen uit een conservatief milieu, maar anderen hadden progressieve ouders. Een deel van hen kwam thuis al in aanraking met de noden van de wereld, maar de meesten ontwikkelden een mondiaal en kritisch bewustzijn onder invloed van de maatschappelijke en culturele vernieuwingsbeweging die vanaf eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw plaatsvond. Ook via het middelbaar en hoger onderwijs kwamen veel jongeren daar toentertijd mee in aanraking. Meerdere geïnterviewden genoten een universitaire opleiding, sommigen behaalden een doctoraat.

Tot de jaren zeventig waren er vanuit Nederland nauwelijks contacten met de landen van Midden-Amerika. Voor zover die contacten er waren, hadden die betrekking op handel: zo exporteerde de regio bananen, koffie, katoen en tabak. Pas nadat zich in Nicaragua spectaculaire politieke veranderingen voordeden kwamen die landen in Nederland in de publieke belangstelling en werden er steuncampagnes opgestart. Vóór die tijd was er in Nederland wel aandacht voor internationale thema’s als kolonialisme, onderdrukking, uitbuiting en honger in het mondiale Zuiden (in die tijd Derde Wereld genoemd) maar de aandacht voor Midden-Amerika was tot dan toe marginaal. Nederlandse missionarissen en zendelingen waren destijds bijvoorbeeld in veel landen werkzaam, maar niet of nauwelijks in Midden-Amerika.
Binnen de groep geïnterviewde activisten bestond ook zeker belangstelling voor en betrokkenheid bij binnenslands gerichte emancipatoire bewegingen rond het feminisme, de democratisering van het onderwijs, strijd om huisvestingsbeleid en de strijd voor medezeggenschap van arbeiders binnen bedrijven.

De overgrote meerderheid van de ‘Solidairen’ heeft een kerkelijke achtergrond, overwegend rooms-katholiek, maar ook protestants. Een groot aantal van hen had zich in de jaren zestig, zeventig en tachtig losgemaakt van het instituut kerk. Zij onttrokken zich aan kerkelijke maatschappelijke verbanden (ontzuiling), ontwikkelden andere opvattingen, kozen voor alternatieve levensstijlen en vormen van verbondenheid. Dat hadden zij overigens gemeen met heel veel Nederlandse gelovigen. Bij slechts enkelen van de geïnterviewden speelde het proces van secularisatie een belangrijke rol in hun leven. Slechts een enkeling verzette zich fanatiek tegen het instituut kerk en de daaraan verbonden godsdienstige en maatschappelijke zekerheden.
Dit wil overigens niet zeggen dat de kerken geen enkele invloed meer hadden op het denken en doen van de ‘Solidairen’. De vernieuwingsbewegingen in die kerken, als de oecumene, de theologie van de bevrijding, het fenomeen priesterarbeider, en de volkskerk inspireerden grote groepen mensen. Dit droeg er mogelijk toe bij dat de toenadering van solidaire activisten tot verzetsbewegingen in Midden- Amerika vrij vlot verliep, althans waar het ging om principes en ideologische opvattingen.

Emancipatie in Nederland

Als gezegd ontstonden de bewegingen van solidariteit met de bevolking van Midden-Amerika in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De spectaculaire revolutionaire ontwikkelingen in Nicaragua speelden daarin een belangrijke rol. Maar daarnaast kwamen mensen ook in aanraking met wat er gaande was in El Salvador en Guatemala. Daarbij ging het niet alleen over de gewapende strijd in die landen, maar zeker ook over de inzet van verzetsbewegingen om een nieuw type mensbeeld ingang te doen vinden. Dat sloot goed aan bij de utopische zoektocht van de progressieve beweging in Nederland naar solidaire samenlevingen, gebaseerd op principes van zelfbeschikking, democratie, sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid en integriteit.

De Derde Wereld Beweging (DWB) was destijds een van de grotere sociale bewegingen, die vorm kreeg in een groot aantal lokale en nationale initiatieven en veelvormige organisaties. Steeds meer jongeren maar ook ouderen sloten zich daarbij aan. Een klein aantal van deze mensen trok naar landen in het mondiale Zuiden om aan den lijve te ervaren wat armoede en onrecht betekenden voor de mensen daar, en wat daaraan te doen. Tegen die achtergrond ontstonden er in Nederland ook breed gedragen initiatieven op het gebied eerlijke handel, financiële transacties en migratie waaronder gastarbeid. Over dergelijke thema’s werd in Nederland diepgaand en op grote schaal gediscussieerd en werd er actie gevoerd uit onvrede over de onrechtvaardige structuren binnen de wereldeconomie. Voor de relaties van afhankelijkheid tussen Noord en Zuid bestond in die tijd veel aandacht.

Naast de DWB waren er meer bewegingen die voortkwamen uit grote veranderingen in denken en doen in Nederland. De oudste, grootste en meest invloedrijke beweging was de vakbeweging. Daarbinnen werd in die jaren diepgaand gediscussieerd over de structuur van de Nederlandse economie en de maatschappelijk gewenste en noodzakelijke veranderingen daarin. Een voorbeeld daarvan is de beweging voor medezeggenschap in bedrijven die aan invloed won. Ook binnen de volkshuisvesting en de gezondheidszorg werd aan vernieuwing gewerkt en werden nieuwe coöperatieve structuren ontwikkeld.
Via de wisselwerking discussie en actie ontstond op universiteiten een breed draagvlak voor wetenschapskritiek en het belang van de deelname van studenten aan het onderwijs- en onderzoeksbeleid. Baanbrekend waren ook de nieuwe feministische bewegingen, bijvoorbeeld rond het thema ‘baas in eigen buik’. Rond de invalshoek ‘gender’ kwamen tal van nieuwe initiatieven van de grond.
Wat natuur en milieu betreft werden er door organisaties als Milieudefensie, Greenpeace, NOVIB, Wereldwinkels en Natuurmonumenten tal van initiatieven ondernomen. Daarnaast speelde het thema ‘oorlog en vrede’ een grote rol in het publieke debat en in de organisatie van de tegenbeweging. Met name het verzet tegen kernwapens bracht in die jaren steeds meer mensen op de been. Ook binnen kerkelijke instellingen kreeg de moderniseringsbeweging de wind in de rug, wat er toe leidde dat er nogal wat veranderingen plaatsvonden op het vlak van participatie, taal en liturgie, en de rol van wat ‘leken’ genoemd werden. Dergelijke vernieuwingen kregen mede hun beslag via het Pastorale Concilie dat in Nederland plaatsvond als follow up van het Tweede Vaticaans Concilie. Ook de oecumene – samenwerking tussen verschillende christelijke denominaties – vond in Nederland een enthousiast onthaal. Denk bijvoorbeeld aan de voorbereiding van en deelname aan de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in 1969 in Uppsala.

Met name in de jaren tachtig en negentig kwam op dit alles een stevige reactie uit behoudende kringen. Zo werd in het kader van de neoliberale opmars elke vorm van staatsingrijpen in de economie in diskrediet gebracht. Marktwerking werd het nieuwe devies, privatisering de dominante praktijk, individualisering het nieuwe ideaal, maximalisering van de consumptie de ideale levensstijl en winstmaximalisatie van bedrijven het nieuwe ‘algemeen belang’. Waar dit toe geleid heeft merken wij nu in ons dagelijks leven, bijvoorbeeld waar het gaat om het ontbreken van kwalitatief goede voorzieningen die voor grote groepen van de bevolking cruciaal zijn. Een van de geïnterviewden tekent daarbij aan: ‘In Nederland en de hele westerse wereld zijn linkse partijen en vakbonden verregaand meegegaan in het accepteren van het neoliberale en kapitalistische model. Eigenlijk kunnen ze niet meer zonder. Het neoliberalisme heeft alles dat er nog binnen het kapitalistische systeem voor het bedrijfsleven afgeroomd kon worden, gesloopt. Hoop zou je wel kunnen putten uit de feministische beweging die het in Latijns-Amerika nu goed doet, of organisaties van inheemse volken en andere basisbewegingen. In het mondiale Zuiden beweegt er zoals altijd genoeg. Het probleem ligt weer eens in de rijke landen. Verzetstradities zijn hier in Nederland flinterdun geworden. Er zal wel weer een opleving komen, de vraag is of wij dat nog meemaken. En of er dan nog een leefbare aarde te winnen is.’

Mensbeeld

Allerlei processen van vernieuwing in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw maakten dat massa’s mensen zich inzetten voor de publieke zaak. Ongetwijfeld heeft dat de deelname van de geïnterviewden aan de solidariteit met de volkeren in Midden-Amerika gestimuleerd. Zij gingen op zoek naar andere samenlevingsvormen, vooral onder invloed van de revolutie in Nicaragua. Daar kwamen allerlei initiatieven van de grond die erop gericht waren een samenleving met meer gelijkheid en zeggenschap tot stand te brengen. En het bleef niet bij woorden. Snel na de revolutionaire machtsovername in Nicaragua kwam er een brede alfabetiseringscampagne van de grond ten behoeve van de grote massa van armen en ongeletterden. Een ander voorbeeld was het in praktijk brengen van het Primary Health Care concept – PHC, de strategie om de gezondheidszorg toegankelijk te maken voor grotere groepen van de bevolking.
De alfabetiseringscampagne werd gerealiseerd volgens de principes en methoden van de Braziliaanse pedagoog Paolo Freire, die ook in Nederland breed bekend werd vanwege zijn praktijk in het noordoosten van Brazilië. Daarnaast sprak het Nicaraguaanse landhervormingsprogramma veel mensen aan, ook al zou in de jaren die volgden duidelijk worden dat die maar tot zekere hoogte succesvol was. Hetzelfde geldt grosso modo voor de democratisering van de overheid en haar instellingen. In de jaren zeventig en tachtig werd Nicaragua gezien als een utopisch voorbeeldland. Dat structurele verandering van de samenleving mogelijk bleek, maakte dat ook het volksverzet in El Salvador en in Guatemala meer steun kreeg vanuit Nederland en andere westerse landen.
De bewegingen van solidariteit met de bevolking in Midden-Amerika konden zich mede zo voorspoedig ontwikkelen doordat zich in ons land een breed scala aan emancipatie- en actiebewegingen manifesteerde. Veel van de mensen die wij geïnterviewd hebben waren daar in bredere zin bij betrokken.

Breed engagement

Een aantal ‘Solidairen’ was betrokken bij kerkelijke initiatieven gericht op interne democratisering en vernieuwing, zowel in Latijns- Amerika als in Nederland. Enkele geïnterviewden hadden deelgenomen aan de Wereld Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala in 1969 en het Pastoraal Concilie, anderen waren actief binnen de oecumenische beweging in Nederland.

Nogal wat van onze geïnterviewden waren betrokken bij de breed gedragen acties van studenten en personeelsleden voor democratisering en vermaatschappelijking van instellingen van hoger onderwijs. Enkelen waren in de roemruchte dagen van Mei ’68 in Parijs en werden daar sterk door beïnvloed. Anderen raakten geïnspireerd door de Anjerrevolutie in Portugal. Eén persoon was betrokken bij de Algerijnse revolutie.

Opvallend is dat slechts een enkeling uit deze groep ‘Solidairen’ actief was in de Nederlandse vakbeweging, met uitzondering van de studentenvakbond. Daarentegen hebben verschillende geïnterviewden aan feministische initiatieven deelgenomen.

Een enkeling ook vond de kortste weg naar de solidariteit met Nicaragua via de Stedenbanden waarvan er in de jaren ‘80 tientallen in Nederland ontstonden. Meerdere geïnterviewden waren actief in de kraakbeweging. Eveneens zijn enkelen geëngageerd geraakt door reizen door dan wel werkzaamheden in Latijns-Amerika. Het door de VS gesteunde fascistische geweld in Chili en Argentinië, bezoeken aan Suriname en Cuba hebben meerdere mensen gestimuleerd in Nicaragua te gaan werken.

In al die jaren van grote beroering in de landen van Midden-Amerika zijn er in Nederland enorm veel solidariteitsinitiatieven ontplooid. Enkelen van de geïnterviewden woonden daar en hebben daar vanuit die positie ondersteuning aan gegeven. Vele honderden mensen hebben de regio bezocht, in het bijzonder Nicaragua. Dat land werd internationaal een ontmoetingsplek van vernieuwing en opofferingsgezindheid, vooral voor mensen uit West-Europa, de Verenigde Staten, Cuba en andere Latijns Amerikaanse landen. Midden-Amerika bood in die jaren een breed scala aan mogelijkheden voor westerse mensen die in eigen land dikwijls onvoldoende mogelijkheden zagen om bij te dragen aan structurele maatschappelijke veranderingen. Augusto Cesar Sandino, Paolo Freire, Ernesto Cardenal, Farabundi Marti, Ernesto Che Guevara, Camilo Torres Restrepo, Helder Camara en andere grote namen uit de moderne Latijns-Amerikaanse geschiedenis en literatuur werden door veel politiek geëngageerde mensen in het Westen gelezen en geprezen.
Wat deden die ‘Solidairen’, waaruit bestond hun bijdrage? Zij die woonachtig waren in Midden-Amerika hebben een rol van betekenis gespeeld door het stimuleren en ondersteunen van Nederlanders die een cruciale rol zouden gaan spelen binnen organisaties als het Nicaragua Komitee, het El Salvador Komitee, het Guatemala Komitee en het Medies Komitee El Salvador. Ook hebben zij een ondersteunende rol gespeeld bij de voorbereiding en uitvoering van allerlei hervormingsplannen en – programma’s van de sandinisten in Nicaragua na de overwinning van de revolutie. Ook hebben deze mensen ertoe bijgedragen dat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en het Ministerie van Ontwikkelings-samenwerking – al dan niet bewust, fondsen genereerden voor de bevrijdingsbewegingen. De in Midden-Amerika woonachtigen – maar zij niet alleen – hebben ook op andere terreinen belangrijke activiteiten verricht, zoals het bieden van onderdak aan mensen in de clandestiniteit, het opzetten van safe houses voor verzetsmensen op doortocht, de verzorging van gewonde verzetsstrijders en het verrichten van koerierswerk.

Sommige ‘Solidairen’ hebben medische hulpmiddelen vervoerd of grote sommen geld overgedragen, afkomstig uit Nederlandse donaties. Soms leidde dat tot gevaarlijke situaties. Dat laatste was zeker het geval voor degenen die deelnamen aan de verdediging van sandinistisch Nicaragua tegen de door de VS gesteunde contras. Ook is er door onze geïnterviewden veelvuldig gelobbyd bij het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld als het ging om de vraag welke krachten in El Salvador te ondersteunen of welke lokale projecten in gebieden onder controle van het FMLN te ondersteunen.

Meerdere Nederlanders zijn in Midden-Amerika geconfronteerd met levensbedreigende situaties. Dat was met name het geval in Nicaragua waar de contra-oorlog in de loop van de jaren ‘80 grote delen van het land onveilig maakte. In Honduras ging er ook voor linkse mensen uit westerse landen een reële dreiging uit van lokale en Amerikaanse veiligheidsdiensten. Dit heeft gemaakt dat enkele van de geïnterviewden met wapens om hebben leren gaan. Een enkeling is tijdens de burgeroorlog in El Salvador werkzaam geweest in oorlogsgebied.
Meerdere Nederlanders hebben Nicaraguaanse collega’s en vrienden verloren bij confrontaties met de contra’s. Een van de geïnterviewden was in Guatemala nauw betrokken bij de organisatie van landarbeiders. Nogal wat mensen waar hij mee samenwerkte zijn vermoord door het Guatemalteekse regime, waaronder ook Belgische priesters.
Met name in Nicaragua maar ook in de andere landen zijn geïnterviewde Nederlanders betrokken geweest bij het voorbereiden en uitvoeren van ontwikkelingsprojecten. Voorbeelden daarvan zijn het ontwikkelen van radionetwerken en drukkerijen (waaronder een brailledrukkerij). Nederlandse vrijwilligers bouwden mee aan klaslokalen, gezondheidsposten, vrouwencentra, huizen en collectieve boerderijen. Meerdere artsen en gezondheidswerkers hebben gewerkt in de basisgezondheidszorg in Nicaragua, in Guatemala en El Salvador. In Nicaragua is ook ondersteuning geboden bij het opzetten van agrarische opleidingsfaciliteiten. In Honduras hebben Nederlandse docenten gewerkt op de nationale universiteit. In Costa Rica is samengewerkt bij de opbouw van een postdoctorale opleiding. Er zijn verschillende wetenschappelijke publicaties door Nederlanders geschreven waarin zij hun werk in Midden-Amerika verwerkt hebben, waaronder drie proefschriften. En er zijn vele tientallen artikelen geschreven in Nederlandstalige tijdschriften waaronder Fuente en La Ventana.
In verband met de solidariteit met Midden-Amerika was ook de anders-globaliseringsbeweging van belang. Hoewel de meeste landencomite’s zich uitsluitend bezig hielden met ‘ver weg’ issues, verbond die beweging de strijd daar en hier. ‘Uiteindelijk gaat het om de economische machten, de internationale handelsverhoudingen. Je had toen de eerste anti-IMF top in Berlijn, en in Nederland ook de campagnes tegen Shell en andere multinationals die het Apartheidssysteem in Zuid-Afrika op de been hielden. Dat was een vorm van solidariteit die in onze ogen de kern raakte van de problematiek’, zo verklaarde één van hen.

Op verzoek van inheemse Guatemalteekse vrouwenorganisaties heeft één onderzoeker hun levensverhalen opgetekend en verslag gedaan van de ontwikkeling van hun (zelf)bewustzijn. In al die jaren van oorlog en ontheemd zijn, hebben zij veel verloren. Tegelijkertijd blijkt na terugkeer van grote groepen Guatemalteekse vluchtelingen uit Mexico dat zij op andere gebieden ook stappen vooruit hebben gemaakt, waaronder toegang tot land, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, leidinggevende posities, en een scherper bewustzijn over genderverhoudingen.

Een geïnterviewde heeft in de regio gewerkt voor de Nederlandse ambassade op het vlak van vrouwenprojecten. In Guatemala is ondersteuning gegeven aan terugkerende vluchtelingen onder meer via workshops en het maken van beeldend scholingsmateriaal over maatschappelijke thema’s. En één Nederlander is werkzaam geweest op het gebied van mensenrechten in de hele regio.

In Nicaragua hebben de Nederlandse regering en particuliere ontwikkelingsorganisaties financiële en andere vormen van ondersteuning gegeven aan opbouwactiviteiten. Meerdere geïnterviewden zijn in dat kader werkzaam geweest of hebben gebruik gemaakt van de geboden faciliteiten. Ook waren er mogelijkheden voor inkomensondersteuning voor Nederlandse ontwikkelingswerkers. Maar in andere gevallen hebben geïnterviewden hun eigen financiële middelen aan moeten spreken of een beroep moeten doen op een partner met voldoende inkomen.

Grootschalig geweld bleef niet beperkt tot Nicaragua. In El Salvador werd bisschop Romero vermoord (1980) en twee jaar daarna vier IKON-journalisten. Ook Guatemala werd getekend door geweld. Daar werden in hetzelfde jaar dat bisschop Romero de dood vond tientallen kaderleden van organisaties van landarbeiders in koele bloede vermoord nadat zij de Spaanse ambassade hadden bezet. Onder de slachtoffers bevond zich de vader van de latere Nobelprijswinnaar Rigoberta Menchu. De bereidheid van Nederlandse ngo’s om ondersteuning te geven aan activiteiten in El Salvador en Guatemala nam door deze verschrikkelijke gebeurtenissen sterk toe. Datzelfde gold voor de omvang van de steun van particuliere burgers.

Zoals uit het voorafgaande valt op te maken werd veel solidariteitswerk in Midden-Amerika verricht binnen een context van veel maatschappelijke en politieke turbulentie. Soms stonden lokale bestuurders en uitvoerders tegenover Nederlandse activisten vanwege ontbrekend vertrouwen of zelfs diep wantrouwen. Soms deed zich de vraag voor of men solidair was met de lokale bevolking of met de politieke beweging die pretendeerde voor haar op te komen. Ook gebeurde het dat Nederlanders werkzaam binnen een organisatie helemaal onderaan de ladder moesten beginnen, bijvoorbeeld met archiefwerk. Het belang van een goede relatie en onderling vertrouwen was niet zelden een kwestie van leven en dood, wat maakte dat nieuwkomers zich moesten bewijzen. De meeste Nederlanders die in Nicaragua kwamen werken hadden weinig professionele ervaring, ook in eigen land. Dit maakte het niet makkelijker om projecten van de grond te krijgen. Ook voor de grote meerderheid van revolutionaire Nica’s gold overigens dat die die door de bank genomen weinig bestuurlijke ervaring hadden.
In een groot aantal dorpen en steden in Nederland is getracht duurzame relaties met Nicaraguaanse ‘counterparts’ te ontwikkelen. Als gezegd kregen die doorgaans hun beslag in de vorm van een Stedenband. Daarin zijn enkele ‘Solidairen’ zeer actief geweest, wat de werving van middelen voor lokale projecten in Nicaragua ten goede kwam en vriendschapsbanden tussen mensen versterkte. Door de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Nicaragua zijn er nog maar weinig van die banden echt actief, bijvoorbeeld die van Tilburg met Matagalpa.

In de jaren ‘80 reisden tientallen Nederlandse bouw- en koffieplukbrigades naar Nicaragua af, meestal via stedenbanden, maar ook via vakbonden en de kraakbeweging. Daarnaast hadden de landelijke comités van solidariteit met Nicaragua, Guatemala, El Salvador en Honduras in meerdere opzichten een belangrijke functie. Daaronder het verspreiden van informatie en het stimuleren van de bewustwording over wat er ginds gaande was, inclusief de betrokkenheid van de VS en Nederland daarbij. Daarnaast het lobbyen bij regering en politici en bij ngo’s waarbij laatstgenoemden dikwijls voorop liepen in de solidariteit met de Midden-Amerikaanse bevolking. De Comités hebben ook een belangrijke rol vervuld bij het opzetten en ondersteunen van projecten. Zo werden mensen voorbereid die naar die landen zouden gaan.
Hoe is het nu?

En nu, na successen en nederlagen, hoe staat Midden-Amerika ervoor? Een van de geïnterviewden wijst er op dat er in alle landen sprake is van een betere toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Veel zaken functioneren redelijk, op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, et cetera. Over de hele linie is ook de fysieke infrastructuur in de meeste landen een stuk beter dan veertig, vijftig jaar geleden.

Maar qua politieke vrijheden is het vooral in Nicaragua slecht gesteld. Vanuit de sandinistische partij FSLN heeft zich een dictatuur ontwikkeld die volgens sommigen vergelijkingen vertoond met de Somoza dynastie (1936-1979). ‘In de Nicaraguaanse geschiedenis zit veel cycliciteit’, aldus een geïnterviewde die zich verdiept heeft in de geschiedenis van Nicaragua vanaf de Spaanse verovering. Sinds 2018, toen studenten en ouderen in opstand kwamen tegen pensioenkortingen, corruptie en machtsmisbruik, zijn meer dan vijfduizend ngo’s opgeheven of geconfisqueerd. Ook Stedenbanden trof dat lot. Tienduizenden politieke activisten zijn gevlucht of staan op de zwarte lijst en kunnen dus geen werk krijgen. Tot Ortega in 2007 opnieuw aan de macht kwam kon er nog altijd met lokale autoriteiten worden samengewerkt rond projecten, nu ligt dat ‘ingewikkeld’. Voor de overgebleven stedenbanden is dit een permanent onderwerp van discussie.

Je kunt je afvragen of de sandinistische opstand en de overwinning eind jaren zeventig een keerpunt is in de geschiedenis van Nicaragua. ‘Achteraf gezien blijkt dat de geschiedenis minder maakbaar is dan we toen dachten’, zegt een geïnterviewde. ‘De echte wereld zit een stuk gecompliceerder in elkaar dan de theorie doet vermoeden. Maar de revolutie van toen was zeker de moeite waard en heeft voor miljoenen mensen veel betekend. Het was een breuk in de geschiedenis, gesteund door een brede maatschappelijke beweging die zich liet leiden door een mentaliteit van samen de schouders eronder.

Honduras blijft chaotisch, met een versnipperde linkse beweging die geen echte vuist kan maken. Er is veel criminaliteit, soms met betrokkenheid van politiemensen. Femicide is er – maar niet alleen daar – een hardnekkig probleem. De situatie van vrouwen is in alle Midden-Amerikaanse landen problematisch, maar vrouwenbewegingen zijn tegelijkertijd sterker dan ooit.
El Salvador is er na het einde van de burgeroorlog in een conjunctuur van structurele onveiligheid terecht gekomen, voornamelijk door de drugsproblematiek en het daarmee samenhangend optreden van de maras (criminele bendes). Dat probleem deed zich ook voor in Honduras. Het gebrek aan veiligheid is in El Salvador door keihard optreden van de regering Bukele grotendeels ‘opgelost. Dat heeft op zijn beurt gezorgd voor serieuze problemen op het gebied van de mensenrechten; meer dan honderdduizend mensen zitten er in de gevangenis, vaak zonder behoorlijke rechtsgang. Voordien werd de Salvadoraanse samenleving volledig door straatgeweld ontwricht, iets waar ook regeringen van links (de voormalige revolutionaire organisatie FMLN) geen antwoord op hadden. Ook andere grote sociale problemen wist de partij niet op te lossen en corruptie binnen het FMLN verergerde de problemen. Eén geïnterviewde zegt zich te schamen voor het huidige links in El Salvador.

Na de succesvolle vredesonderhandelingen in Guatemala waren de verwachtingen aanvankelijk hooggespannen. Daar is inmiddels weinig van over; er bestaat geen persvrijheid, geen echt onafhankelijke rechterlijke macht, alle overheidsinstellingen worden gecontroleerd door de elite en het leger, corruptie viert hoogtij, grote palmoliebedrijven bedreigen de boerengemeenschappen en drugskartels manifesteren zich zonder veel terughoudendheid. Tegelijkertijd is een progressieve kandidaat er in 2024 in geslaagd om de presidentverkiezingen te winnen, wat tenminste een beetje hoop geeft.

Over de hele linie zijn de omstandigheden waaronder de volkeren van Midden-Amerika leven op dit moment niet goed te noemen. Maar zoals altijd en overal zijn er ook positieve ontwikkelingen gaande die mogelijk uitzicht bieden op een betere toekomst.
‘De eerste jaren van de revolutie zijn ongetwijfeld positief geweest,’ aldus een geïnterviewde sprekend over Nicaragua. ‘Voor de emancipatie van het land waren die jaren betekenisvol. Er kwam een enorme sociale energie vrij. De grote alfabetiseringscampagne mobiliseerde een breed scala aan krachten onder de bevolking. Veel mensen zijn gaan studeren, vrouwen kregen rechten en er werd een meer kritische houding over macht ontwikkeld. Er werd ook duidelijk stelling genomen tegen het westerse imperialisme. Het idee van ‘inheemse’ eigenwaarde kreeg duidelijk vorm. Dat is niet allemaal tot in de puntjes te plannen. En er is altijd de thermidor, het moment dat het proces van revolutionaire veranderingen weer omslaat naar vormen van traditionele overheersing uit de prerevolutionaire periode. In Nicaragua is er in de eerste tien jaar, tot de verkiezingen in 1990 verloren werden, veel ten goede veranderd. Maar dat ging verre van moeiteloos en je kunt je afvragen in hoeverre we nu op sommige gebieden niet terug bij af zijn.’

Er heeft voor zover ons bekend is geen alomvattend evaluatieonderzoek plaatsgevonden naar de resultaten van al deze inspanningen op het vlak van ontwikkelingswerk en solidariteit. Maar afgaande op de informatie van de door onze geïnterviewden kan geconstateerd worden dat er zeker resultaten zijn geboekt. Dat geldt bijvoorbeeld voor initiatieven op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg en de volkseconomie die gerealiseerd zijn in het kader van de Stedenband Tilburg – Matagalpa. Een geïnterviewde zegt hierover: ‘Er zijn echt veel mensen bereikt, en er is een duurzame vriendschapsband ontstaan. Neem bijvoorbeeld het onderwijs: er doen twaalf scholen in Matagalpa aan de projecten mee en dat heeft er zeker voor gezorgd dat er in Matagalpa kennis is verworven over nieuwe werkvormen, bijvoorbeeld op het gebied van rekenen, gymnastiek e.d. Ook op persoonlijk vlak heeft het voor mij en andere betrokken mensen veel gebracht. Vriendschappen, werken in een collectief, het was altijd de moeite waard, al zal niet elk project helemaal geslaagd zijn.’

Het is moeilijk vast te stellen wat Nederlanders bij hebben gedragen aan de resultaten die in de betreffende landen geboekt zijn. Wel kan worden vastgesteld in hoeverre de Midden-Amerikaanse samenlevingen erin geslaagd zijn armoede en onderdrukking uit te bannen en meer welvaart en vrijheid voor grote delen van de bevolking te scheppen. Dat is interessant want dat was nu juist een van de belangrijkste motieven van al die Nederlanders om zich in te zetten in het kader van de solidariteit.

Neem El Salvador. Daar heeft zich een gruwelijke burgeroorlog afgespeeld die een enorme tol heeft geëist van een grote meerderheid van de bevolking. Vanuit Nederland is op allerlei manieren bijgedragen aan het volksverzet: het leveren van medische ondersteuning, het opzetten van drukkerijen en het installeren van radiozendapparatuur. En niet te vergeten het bewustzijnswerk dat in Nederland werd gedaan, het lobbyen, geld inzamelen en het houden van demonstraties. Maar ondanks deze niet geringe inspanningen zien we dat de oorspronkelijke doeleinden van het verzet, zoals het tot stand brengen van fundamentele economische en politieke structuurverandering, niet of nauwelijks gerealiseerd zijn.
Wel is de Salvadoraanse samenleving in sommige opzichten in positieve zin veranderd. De samenleving is opener geworden, democratischer ook, en allerlei sociale voorzieningen zijn toegankelijker geworden. Ook hebben er veranderingen op het vlak van (zelf)bewustzijn plaatsgevonden die moeilijk te meten zijn. Ter illustratie het volgende citaat uit een van de interviews: ‘Dat was in 1993, niet lang na de sluiting van de vredesakkoorden. Toen vond er een van de eerste demonstraties in San Salvador plaats, georganiseerd door het FMLN. Wij liepen door een wijk waar de rijken wonen. En toen gebeurde het. Heel lang hadden veel demonstranten met angst en onderdanigheid door die wijk gelopen. Daar was nu geen sprake van, integendeel. Vanuit de villa’s kwam geen enkele reactie. Het bleef daar doodstil. Daar kwamen overwinning en verlies elkaar tegen. En ik dacht aan die mensen waarvoor wij actief waren geweest. Die zag ik daar lopen, vol trots en onbevangenheid. Wat wil je nog meer?’

Uit het voorgaande kun je niet afleiden dat het in El Salvador goed leven is. Nieuwe uitbuitingspraktijken hebben zich verdiept, zoals in de maquilas, economische bedrijvigheid in door de staat gecreëerde belastingvrije zones waar arbeiders het vrijwel zonder arbeidsrechten moeten stellen. Daarnaast is de mensenrechtensituatie er om te huilen. Ook in andere Centraal-Amerikaanse landen is de balans rond mensenrechten eerder negatief dan positief. Dat geldt zeker voor de huidige politieke situatie in Nicaragua, dat vandaag de dag een politiestaat is. De situatie in Guatemala is, zoals eerder aangegeven, daar enigszins vergelijkbaar mee. Er is sprake van onderdrukking en uitbuiting en van een echtsstaat is geen sprake.

Was het de moeite waard?

De ervaringen voor Nederlandse ‘Solidairen’, betrokken bij de emancipatiestrijd van de Midden-Amerikaanse volkeren, hebben hun leven getekend. Alle geïnterviewden wijzen erop dat zij veel geleerd hebben van het leven en de cultuur van de betrokken volkeren en de werkervaring die zij op hebben gedaan. Een arts: ‘Van de stage in Guatemala heb ik veel meer geleerd dan van de jaren op de faculteit. Over het leven van mensen, de enorme impact van leef- en werkomstandigheden op hun gezondheid. Maar ook van de wijze waarop zij problemen aanpakten.’
Veel ‘Solidairen’ hebben er ook een mooie tijd gehad, met bevredigend werk, omgang met aardige mensen, een mooie cultuur en dito natuur. Positief is ook dat mede dankzij de inspanningen van deze activisten er – vooral bij oudere Nederlanders – veel meer kennis is over wat zich in de Midden-Amerikaanse regio afspeelt en onze betrokkenheid daarbij. Dat geldt eens te meer voor een stad als Tilburg waar door de Stedenband ‘Matagalpa’ en ‘Nicaragua’ bekende begrippen zijn geworden.
Nogal wat activisten hebben aardig wat bijgeleerd. Bijvoorbeeld op het vlak van het omgaan met teleurstellingen. Meerdere geinterviewden geven aan dat zij qua opvattingen behoorlijk veranderd zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de legitimiteit van het gebruik van geweld, de effectiviteit van illegaal werk, of het spelen van dubbelspel uit het oogpunt van veiligheid of politieke opportuniteit. Bij meerderen van hen is er sprake van een grotere terughoudendheid ten aanzien van het gebruik van geweld als effectief instrument tegen onderdrukkende machten. Zeker in Nicaragua, Guatemala en El Salvador hebben gruwelijke confrontaties met de elites, leger en politie en Amerikaanse interventiekrachten plaatsgevonden. De resultaten en gevolgen daarvan – zoals de opvatting ‘Het doel heiligt de middelen’ of een politieke voorhoede die zichzelf onmisbaar acht – roepen op zijn minst nieuwe vragen op.

Ten aanzien van de ervaringen die geïnterviewden hebben opgedaan, is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Een aantal van hen heeft kortere of langere tijd onder grote mentale en sociale spanningen geleefd en daar een prijs voor betaald in termen van huiselijke spanningen en mentaal welzijn. Bij enkelen waren er ook trauma’s als gevolg van het geweld en de repressie die zij ervaren hebben. En vlak de gevolgen daarvan voor sommigen van hun kinderen niet uit. Ook onder hen doen zich traumatische gevolgen voor.

Een Nicaragua-ganger heeft een zware tol betaald voor zijn avonturen en liep een hevig geval van PTSS (Post Traumatisch Stress Syndroom) op, dat pas jaren later gediagnostiseerd werd. Hij kon er terug in Nederland in de jaren 1990 niet goed mee omgaan.
Maar of het de moeite waard was? Hij vindt het een hele vreemde vraag. Dat gebeurde allemaal en de enige keuze die je had was of je er aan deel wilde nemen, of niet. Hij heeft er ‘de mooiste dingen meegemaakt’ en het was zeker de moeite waard. Ondanks de ellende die het hem zelf ook heeft gebracht, had hij de ervaringen daar niet willen missen. Voor de mensen die daar woonden geldt hetzelfde, maar dan anders. ‘Ze hebben midden in een echte revolutie gezeten, en die is uitgemond in een burgeroorlog. Dat lag voor een groot deel aan de wereldpolitiek en de Koude Oorlog, maar de keuzes van lokale en landelijke leiders waren vaak ook erbarmelijk.’ Maar het heeft wel geleid tot een hoog zelfbewustzijn van de bevolking, dat ze zelf hun lot in eigen handen konden nemen. Oude feodale verhoudingen werden omvergeworpen en er kwam voor kinderen onderwijs, en gezondheidszorg voor iedereen die er daarvoor niet of nauwelijks was, vooral op het platteland. Maar dus ook oorlog.’
Solidariteit met andere volkeren kan tot belangrijke twijfels en dilemma’s leiden. Bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag of je je moet aansluiten bij het gewapend verzet. Moet of mag je je aansluiten bij een gewapende beweging in een land waar je niet vandaan komt? Ben je bereid je neer te leggen bij de verticale gezagsverhoudingen die inherent zijn aan revolutionaire organisaties, met ‘comandantes’ en al? Hoe kijken inheemse culturen aan tegen het gebruik van geweld of meer partijendemocratie? Wat voor beheers- en bestuursvormen zijn er nodig om landhervormingsprogramma’s uit te kunnen voeren? Hoe zit het met het toekennen van nieuwe eigendomspapieren en middelen? Een van de geïnterviewden zegt daarover: ‘Het is niet zo dat je een groep rijken naar Miami wegstuurt en dan tegen de blijvers zegt: ‘We gaan het nu samen verder verdelen’.’ En verder de cruciale vraag of de overwinning van de revolutie uitzicht biedt op een systeem met meer sociale rechtvaardigheid en democratie. De recente ontwikkelingen in Nicaragua laten zien dat repressieve systemen van controle en overheersing heel hardnekkig kunnen zijn.
Een geïnterviewde met uitgebreide ervaring in Guatemala vult aan: ‘Er is geen gemakkelijk antwoord op ‘Het was de moeite waard’. Voor mij was het vaak tussen hoop en vrees, met tranen en al. Het gaat om mensen die eerlijke keuzes maakten, moedig waren, misschien niet het gewenste doel haalden of zelfs niet de juiste keuzes maakten. Maar dat doet niets af aan de overtuiging en inzet waarmee ze dit allemaal deden. Uiteindelijk gaat het erom wie die mensen waren, wat ze deden en waarom. En wat wij hadden met die mensen en hoe we de herinnering aan hen levend houden.’

Tot slot

Verscheidene van de geïnterviewden hebben nog contact met de mensen waarmee zij hebben samengewerkt. Een van hen laat het volgende weten: ‘Ik denk dat de steun van de solidariteitscomités interessant en opportuun was, omdat de hulp direct en soms indirect bij de families aankwam. Het waren erg moeilijke tijden door het oorlogsconflict. Het is waarschijnlijk dat zonder de hulp van de solidariteitscomités de revolutionaire regering niet zoveel zuurstof zou hebben gehad om 10 jaar economische en humanitaire slijtage door de oorlog te doorstaan. Ik heb zeer goede herinneringen, jullie gaven ons aanmoediging, jullie gaven ons veel hoop. Maar nu is alles veranderd of verloren met een systeem dat uit de handen van het volk is geraakt. Jullie weten dat we een systeem van dictatuur hebben, mogelijk een dynastieke dictatuur erger dan in de jaren ‘70 met de Somoza familie.’
En een van de informanten vult aan: ‘Wat mij bijgebleven is wat betreft Midden-Amerika, is dat we nu absoluut niet nog een keer de gewapende strijd in moeten gaan. Al die pogingen en inspanningen, wat dat gekost heeft, al die mensen die hun leven hebben geven. Uiteindelijk moet je met dialoog toch weer naar de vrede. Als je die vrede hebt, dan heb je een heel beperkte veranderingsruimte, ook omdat die vaak internationaal beperkt wordt. In Nicaragua heb ik gezien dat je veel kan doen in de eerste jaren na een omwenteling. Er was hoop, mobilisatie van de bevolking en er was politieke wil. We hadden internationaal enorme steun. Dan kun je dus daadwerkelijk iets bereiken.’