Fred Veldt

Fred Veldt was actief in de kraakwereld. Hij nam een filmcamera mee toen hij naar Nicaragua ging. Toen de contra’s actief waren raakte hij verzeild in gevechten. De strijd tegen onrecht tekent hem en hij heeft daarvoor persoonlijk een zware tol moeten betalen. Hij is daar openhartig over en vestigt daarmee de aandacht op iets dat wellicht nog onderbelicht is. Hij vraagt aan vrienden in Nicaragua wat hun antwoord op de vraag ¿Valió La Pena? is
Jeugd in Amstelveen
Fred is van 1961. Hij werd geboren in Amstelveen in een progressief middenklasse gezin. Ze woonden in een moderne nieuwbouwwijk. Zijn ouders waren katholiek, maar begin jaren 1970 stopte de traditionele kerkgang. Hij had een broer en twee zussen. Zijn moeder was huisvrouw en maatschappelijk actief, zijn vader werkte als piloot bij de politie. Zijn ouders scheidden toen Fred 14 was. Op zijn 16de werd Fred vegetariër.
Bewustwording op de middelbare school
Op de middelbare school was de sfeer progressief. Het was de tijd van de Mammoetwet en er werden experimentele leermethodes gebruikt. Daar kwam Fred in contact met de (onder)ontwikkelingsproblematiek, onder andere via het tijdschrift voor OS ‘Internationale Samenwerking’, dat je toen gratis toegestuurd kon krijgen. Hij wilde later in de ontwikkelingshulp gaan werken.
Suriname
Op zijn 16e ging Fred met een buurjongen naar Suriname. Dat was in 1977. Suriname was net onafhankelijk. De buurjongen was de neef van de toenmalige President Aron. In 1979 ging Fred nogmaals naar Suriname, en de situatie was toen zeer interessant. Toen hij terug in Nederland in 1980 hoorde over de staatsgreep van Bouterse was hij, zoals zovelen in Suriname aanvankelijk, enthousiast. Het was immers een corrupte regering geworden. In die tijd las Fred ook over de sandinistische overwinning in Nicaragua.
Chili en Nicaragua
Fred had in Amstelveen Chileense vluchtelingen leren kennen gelieerd aan de Communistische Partij. De vader van het gezin was vermoord tijdens de coup van Pinochet. Hij is in 1982 naar Antafogasta gereisd om hun familie te bezoeken en geld te brengen. En daar vandaan is hij doorgereisd naar Nicaragua, nog zonder politieke contacten. In het ‘hospedaje’ waar hij verbleef in Managua kwam hij in aanraking met ‘internationalistas’.
Actiewereld in Nederland
Terug in Nederland zat Fred in de bezettingsploeg van een nieuw gekraakt pand in de Hemonylaan en zat ook midden in de spannende gebeurtenissen van de kraakbeweging en de ontruimingen en rellen.
Met de camera naar Nicaragua
In 1983 kwam de oproep van het Nicaragua Komitee voor de eerste koffieplukbrigade, en Fred sloot zich aan, samen met huisgenoten Denise en Moniek uit het kraakpand. Ze gingen naar Oro Verde in Esteli. Het betrof een internationaal project; in een chartervliegtuig vanuit Luxemburg stapte ook een grote Duitse delegatie in. Wapens voor de verdediging van hun koffieplantage hadden de militieleden van het staatsbedrijf (UPE) nauwelijks. Fred deed mee met het wachtlopen en leerde paardrijden.
Zijn inspiratiebron om in Nicaragua te gaan filmen was filmmaker Johan van der Keuken, die in hun kraakpand uitgebreid kwam filmen. Anders dan andere tv-ploegen nam hij alle tijd en was echt geïnteresseerd.
Fred filmde de koffieplukbrigade en maakte de documentaire ‘Por aca,
Por AK’. De AK47 is een Russisch machinegeweer en was het standaardwapen van het sandinistische leger en van de boeren milities. De film werd gebruikt om propaganda te maken voor meer internationale solidariteit met de sandinistische revolutie in Nederland en Duitsland.
Fred maakte ook nog uitstapjes naar buurlanden om te filmen, zoals in El Salvador waar hij met een vriend zonder enige bescherming naar Chalatenango trok, een van de provincies met veel guerilla-activiteiten. Ze werden door militairen gearresteerd en brachten een angstig verhoor op de kazerne door. Ze werden vrijgelaten met het bevel terug naar San Salvador te gaan en nooit meer terug te komen. Terug in het pension waar ze sliepen vertelde de baas van het hotel, die ze niet kenden, waar ze met de bus heen moesten om in guerrilla-gebied terecht te komen. Hetgeen lukte.
De contra-oorlog in Nicaragua was begonnen, maar vormde nog geen direct gevaar op de plaats waar de brigade zat. Voor Fred was het naast politieke solidariteit ook avontuur en reislust. Hij is lange tijd regelmatig teruggegaan naar Oro Verde en leerde mensen daar goed kennen.
Keerpunt
Een keerpunt in al het optimisme was wat hij in 1985 meemaakte in de bus van Estelí naar Managua. Bij een wegversperring van de sandinistische politie hielp iedereen in de bus een paar jongeren in dienstplichtige leeftijd om er via de achteringang vandoor te gaan. Er was inmiddels dienstplicht en als je opgepakt werd ging je het leger in en naar het front. Fred hoorde ook hoe in Estelí een hele wijk werd omsingeld om potentiele dienstplichtigen te pakken. Fred was nog steeds solidair, maar ook realistischer geworden. ‘Er is veel onrecht te slikken. Het kan nog verantwoord worden, maar dat wordt steeds moeilijker.’
Midden in de gevechten
Maar het werd ook steeds gevaarlijker door contra-aanvallen. Het Nicaragua Komitee Nederland had moeite om brigades aan dergelijk gevaar bloot te stellen en daarom kwamen er ‘autonome’ brigades vanuit de actiebeweging, die wel naar oorlogsgebied gingen. Dat was echt gevaarlijk en met één van die brigades, in 1987 in El Coral, liep het bijna verkeerd af.
‘Het dorp werd ‘s nachts bestormd door een contra-groep die van plan was de brigade aan flarden te schieten of te ontvoeren. Er waren zware gevechten. Door toeval en een stommiteit van de contra’s, was er een regiment van het regeringsleger in het dorp, dat samen met de kleine lokale volksmilitie de aanval afsloeg. Maar er zijn wel doden bij gevallen onder de dorpsbewoners. Zo schoot boerenleider Celestino, die het pand waar de brigadisten verbleven verdedigde, in de orgie van geweld zijn eigen aangenomen zoon dood door een misverstand. Dat alles was bepaald traumatisch. De bouwploeg besloot de dag na de aanval collectief om te blijven, een moedig besluit. Maar toen de bouwplaats van de brigade daags daarna opnieuw onder vuur genomen werd, werden ze door de Nicaraguaanse autoriteiten uit de zone weggehaald. De verkiezingen van 1990 betekenden een voorlopig einde van de contra-oorlog, die het jaar daarvoor al flink was afgezwakt doordat de contraleiders akkoord gingen met een staakt het vuren en de demobilisatie van hun troepen. Die hele aanval moest trouwens geheim blijven voor de Nederlandse pers, wat de verwerking ervan niet ten gunste kwam.’
Strijd tegen onrecht
Ideologisch heeft Fred zich nooit helemaal vastgelegd. Onze held Che Guevara maakt gebruik van terreur, communisme riep afkeer op, tot het anarchisme heeft Fred zich nooit bekeerd. De strijd tegen onrecht kun je als een van zijn rode draden zien.
Tot het jaar 2000 is Fred steeds teruggegaan naar Oro Verde, en met andere brigades of media-projecten. Daarna niet meer, maar hij voelde wel de aandrang, had ook wat schuldgevoel en heeft een paar keer geld gestuurd. In de streek zijn nu ecotoerisme-projecten waar het dorp van profiteert, met paardrijden en koffieplukken en dat soort dingen. Dat hebben ze mede kunnen opzetten door hun ervaringen met het ‘hosten’ van solidariteitsbrigades. Het waren goede ervaringen, vond Fred, waarin je echt deelnam aan de gemeenschap en er langer verbleef.
De optelsom
Maar of het de moeite waard was? Fred vindt dat een hele vreemde vraag. ‘Het gebeurde allemaal en de enige keuze die je had was of je er aan deel wilde nemen, of niet. Ik heb er ‘mooie dingen’ meegemaakt, het was zeker de moeite waard.’ Ondanks de ellende die het hem zelf ook heeft gebracht, had hij de ervaringen daar niet willen missen. ‘Voor de mensen die daar woonden geldt hetzelfde, maar dan anders. Ze hebben midden in een echte revolutie gezeten, en die is uitgemond in een burgeroorlog. Dat lag voor een groot deel aan de wereldpolitiek en de Koude Oorlog, en de keuzes van lokale en landelijke leiders waren vaak ook erbarmelijk. Maar het heeft wel geleid tot een hoog zelfbewustzijn van de bevolking, dat ze zelf hun lot in eigen handen konden nemen. Oude feodale verhoudingen werden omvergeworpen en er kwam voor kinderen onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen, die er daarvoor niet of nauwelijks was, vooral op het platteland. Maar helaas dus ook een vernietigende oorlog. Veel verworvenheden van de sandinistische revolutie zijn niet of moeilijk terug te draaien. Mensen vinden nu immers dat ze er recht op hebben. Ondanks dat er nu weer geregeerd wordt op een manier die doet denken aan de dictatuur.’
Twee kanten op
‘Wat mijn eigen rol betreft, internationale solidariteit was me met de paplepel ingegoten. Die internationale solidariteit werkt in het beste geval twee kanten op. Er gebeurt aan beide kanten iets. Het zou geen eenrichtingsverkeer moeten zijn. Eigenlijk kan zelfs internationale solidariteit een vorm van post-kolonialisme worden, wanneer die wisselwerking ontbreekt. ‘Wij komen wel even met geld en techniek laten zien hoe het beter kan’ . Achteraf zie ik dat we ondanks ons idealisme of overtuiging of ‘socialistische’ daadkracht, ik in ieder geval, toch vanuit een subtiele arrogantie aan het helpen waren. Hoeveel hadden wij kunnen leren van ‘zij’, maar we waren misschien te druk bezig met onze projecten.’
Zware tol
Fred stond midden in de Nederlandse kraak- en actiebeweging, en in zeker zin was de regelmatige tocht naar Nicaragua ook een ontsnapping uit de stress van fulltime actievoeren in Nederland. ‘Het was een avontuur dat heel erg de moeite waard was. Maar langzaam maar zeker werd de situatie in Nicaragua steeds grimmiger. Door contra-oorlog en economische crisis, veroorzaakt door Amerikaans beleid, raakte het land verscheurd.’
‘Op het persoonlijke vlak ben ik nogal tekort geschoten wanneer het ging over samenwerken en samenzijn. Ik was eigenlijk veel te individualistisch om in een groep zoals die van El Coral goed te kunnen functioneren. Dat zag ik toen anders. Nog vaak vraag ik mij af hoe het de afzonderlijke brigadisten is vergaan in de decennia na El Coral. Ik mag hopen dat ik de enige ben voor wie El Coral zo’n zware nasleep veroorzaakte, maar denk eigenlijk dat dat helaas niet zo is. Na de evacuatie dacht ik maar aan een ding, mijzelf redden, wég uit deze groepsdynamiek. Noem het ‘survival-egoïsme’, maar ik kon toen niet anders. Ik was eigenlijk nog niet echt volwassen in die zin dat ik kon reflecteren op wat er gebeurde. Het was voornamelijk reactief en op basis van onderliggende trauma dat ik handelde. Daarom kon ik de latere evaluatie in de solidariteitswerkplaats Ultimatum ook niet aan. Toen we daar bijeenkwamen begon ik te hyperventileren en met een smoes floepte ik naar buiten om vervolgens voor het eerst sinds die evacuatie in huilen uit te barsten. Helaas heb ik dat toen niet aangegrepen om met de andere brigadisten afzonderlijk te gaan praten. Die cultuur was er ook niet helemaal, helaas. Waar ik spijt van heb is niet dat we ‘El Coral’ gedaan hebben, maar wel dat ik zo weinig oog had voor de mensen met wie ik dat deed. Het delen en verwerken van die traumatische ervaring was voor iedereen goed geweest, ook voor mijzelf.’
Fred zelf heeft een zware tol betaald voor zijn avonturen en liep een hevig geval van PTSS, Post Traumatisch Stress Syndroom, op. Dat werd pas jaren later gediagnostiseerd. Hij kon er terug in Nederland in de jaren 1990 niet goed mee omgaan, raakte depressief, stortte zich in uitgaan en drank en was suïcidaal. Na El Coral bleef Fred activistisch, onder andere in de anti-apartheids sabotage acties (Shell), politieke inbraken en queerfilmfestivals en programma’s. Maar hij ging ook ‘veel meer zijn eigen ding doen’ en dat betekende filmen om kunst te maken en niet zozeer politiek, hoewel het wel vaak politieke beelden waren. Hij is daar tien jaar lang, in een kleine kring van experimentele filmmakers weliswaar, redelijk succesvol mee geweest en kon ervan leven.
Met praatsessies en medicatie en uiteindelijk vooral meditatietechnieken, is hij zijn trauma’s grotendeels de baas geworden. Het activisme is inmiddels aan de kant gezet. Fred vertelt dat hij de verontwaardiging heeft aangepakt. ‘Verontwaardiging was een belangrijke basis mijn inzet, maar dat is geen goede basis. Het is wat anders dan een goed doordachte onderbouwing. Het is veel emotioneler en oppervlakkiger. Ik wilde graag snelle antwoorden op het onrecht dat ik zag en echt voelde. Er was altijd wel iets waar we op moesten reageren. Maar dat put je uit en het lost de problemen vaak niet echt op. Maar spijt heb ik niet, het is wat het is.’
‘Kort na de El Coral brigade, omstreeks 1988, zag ik in de Balie een documentaire over Sal Santen. (Rebel, 1982). Die docu raakte mij diep. De revolutionair vermorzeld door zijn eigen internationale solidariteitsideaal. Ik liep na afloop ontsteld over het Leidseplein. Ik zag in die documentaire een intens persoonlijk maar ook meedogenloos politiek drama met een haarscherp beeld van ontspoord politiek ideaal.’
‘De humaniteit van Sal Santen heb ik sindsdien altijd voor ogen gehouden bij mijn activisme. Verharden door politieke idealen zat niet meer in mijn partijprogram en kunst ging een steeds grotere rol spelen al bleef ik betrokken bij allerlei illegale activiteiten. Ook maakte ik in 1992 nog een documentaire (samen met R. Kappers) in El Salvador bij het kinderbataillon van het FMLN en bij een landbezetting door ontheemde boeren onder de titel: ‘Gewapende Vrede’. Vanaf die productie ging ik meer en meer de filmkunst verkennen en verdween het expliciet politieke naar de achtergrond.’
Vermeldingswaardig is het volgende;
‘Gesterkt (!) door de oorlogservaringen was ik in Nederland gemakkelijk inzetbaar voor allerlei riskante aksies. Alles wat je hier als risico liep was kinderspel met het No Pasarán van de bloedige oorlog in Nicaragua. Zo was er dus toch nog een wederkerigheid! Deze niet geheel onschuldige koelbloedigheid was achteraf gezien olie op het smeulende stress trauma, maar leverde ook geslaagde aksies op.’
‘En nu? Nicaragua loopt altijd met mij mee, wat ik ook doe. En dat is geen slecht gezelschap, over het algemeen!’
Een mening uit Oro Verde
Fred vroeg aan mensen in Oro Verde wat hun antwoord zou zijn op onze vraag ¿Valió La Pena?
Een van de bewoners antwoorde. ‘Goedemorgen vriend Fred. Gelukkig nieuwjaar. De waarheid is, dat ik denk dat de steun van de solidariteitscomités interessant en opportuun was, omdat de hulp direct en soms indirect bij de families aankwam. Het waren erg moeilijke tijden door het oorlogsconflict. Het is waarschijnlijk, dat zonder de hulp van de solidariteitscomités de revolutionaire regering niet zoveel zuurstof zou hebben gehad om 10 jaar economische en humanitaire slijtage door de oorlog te doorstaan. Ik heb zeer goede herinneringen. Jullie moedigden ons aan. Jullie gaven ons veel hoop, maar nu is alles veranderd of verloren met een systeem dat uit de handen van het volk is geraakt. Jullie weten dat we een systeem van dictatuur hebben, mogelijk een dynastieke dictatuur erger dan in de jaren ’70 met de Somoza familie.’