Hans van Heijningen

Hans van Heijningen is vanaf 1979 betrokken bij Nicaragua. Hij is een schakel tussen Nicaragua en de veelvormige Nederlandse solidariteit. In de jaren tachtig woonde hij in de bergachtige regio Chontales. Tijdens de zogenaamde contra-oorlog werkte hij daar samen met de sandinisten. Na de verkiezingsnederlaag van 1990 deed hij op verzoek van het FSLN onderzoek naar het verzet van boeren tegen de sandinistische revolutie. Nadat het Ortega-regime in 2018 honderden politieke tegenstanders ombracht, richtte hij samen met enkele anderen de Nicaragua Steungroep op.
De jonge jaren en politieke bewustwording
Hans werd op 15 maart 1953 geboren in een katholiek tuindersgezin in Naaldwijk, in het Westland. Zijn vader was tuinder, moeder huisvrouw. Er waren geen boeken in huis, maar het was er niet slecht.
Reeds als kind vond Hans de stad aantrekkelijker dan zijn eigen dorp. Op zijn twaalfde ging hij naar het seminarie in Bergen op Zoom, maar zonder overtuigende ambities tot het priesterschap. Op zijn vijftiende keerde hij terug naar huis – ‘onbeschadigd’ – en ging naar het Stanislascollege in Delft, waar hij een bewuste keuze voor gymnasium alfa maakte vanwege zijn belangstelling voor geschiedenis en cultuur.
Via leerkrachten en zijn vriendschap met een jongen uit een liberale artsenfamilie waar de kinderen actief waren in de alternatieve scene, kwam Hans met de tegenbeweging in aanraking. En met het boek ‘Lof der Onaangepastheid’ van Milikowski, waarin wordt betoogd dat alle maatschappelijke vooruitgang het resultaat is van onaangepast denken en doen. Hans vond dat inspirerend.
In 1972 ging hij sociologie studeren in Amsterdam aan de UvA waar hij actief werd in het Socialisties Studenten Kollektief (maoïsten). Naast de studentenbeweging was hij actief op het gebied van anti-imperialisme en buurt- en milieustrijd. Ouders of kerk spelen dan geen rol meer. Na zeven jaar is hij afgestudeerd, maar heeft tijdens zijn studietijd ook gewerkt. Hij was ook actief in bewonersorganisaties in de Kinkerbuurt, het Jongeren Informatie Centrum, de Wereldwinkel et cetera. Hij had een hekel aan sektarisme en stimuleerde activisten uit verschillende circuits om met elkaar samen te werken.
Kennismaking met Latijns-Amerika
Na zijn studie ging hij in 1979 vier maanden op reis door Latijns-Amerika. Hans had Spaans geleerd van Argentijnse en Chileense vluchtelingen in de Bijlmer. Hij reisde met een vriend door Peru, Bolivia en Ecuador. ‘Overal was het heibel, van demonstraties tot halve volksopstanden. Omdat ze weinig geld hadden zaten ze vaak in de armste wijken waar veel te beleven viel, wat heel leerzaam was. In Ecuador kregen zij op het Nicaraguaanse consulaat te horen dat alleen zakenmensen en journalisten van gerenommeerde media een visum voor Nicaragua konden krijgen. Met een aanbevelingsbrief van een lokale sigarenfabrikant die zijn kistjes uit Esteli-Nicaragua betrok, lukte het hen om een visum voor dat land te krijgen. Enkele maanden na de ‘triunfo’ verkeerde het land in een euforische sfeer. Hans heeft tijdens zijn reis vier maanden een dagboek bijgehouden, dat hem van dienst is geweest bij het schrijven van zijn levensverhaal, dat hij vastlegde tijdens de coronaperiode.’
Weer actief in Nederland
Na voltooiing van zijn studie wordt Hans in 1981 opgeroepen voor militaire dienst en besluit het leger in te gaan om van binnen uit oppositie te voeren,
maar ook om te zien hoe hij zich staande zou houden in een repressief systeem als het leger. Hij wordt actief in de Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM), en wordt na drie maanden gekozen als bestuurslid met in zijn portefeuille anti-kernwapenstrijd en vakbondsscholing. In november 1981 is hij één van de belangrijkste initiatiefnemers van het soldatenblok van honderden soldaten dat in Amsterdam in uniform demonstreert tegen de plaatsing van nieuwe kernwapens in ons land.
Daarna werkt Hans twee jaar in buurthuis De Meerpaal in Amsterdam Zuid-West. ‘Die jaren waren een geweldige tijd waarin bijna sprake was van dubbele macht, waar veel gekraakt werd en we ontruimingen van gekraakte woningen konden tegenhouden.’ Maar in de jaren daarop zou een groot deel van het buurt- en opbouwwerk wegbezuinigd worden, met medewerking van de Amsterdamse sociaaldemocraten.
Werken in Nicaragua
Als zijn partner Marjan via Memisa en het Nicaragua Komitee een baan als arts in Comalapa in Nicaragua kan krijgen, gaan ze daar begin 1984 naar toe. Sinds 1979 was Hans actief in solidariteitswerk in Nederland, onder meer bij het Nicaragua Komitee. In Nicaragua heeft Hans aanvankelijk zelf geen betaald werk, schrijft hij artikelen voor Fuente, Bluf! en de Waarheid en is contactpersoon voor stedenbanden en brigades, zowel van het Nicaragua Komitee als van de ‘autonomen’.De autonome brigades vanuit de kraakbeweging werken bij voorkeur in conflictgebied, wat maakt dat een deel van de brigadisten ook met wapens om leert gaan.
Na een eerste relatief veilig jaar in Comalapa worden de contra’s daar steeds actiever. Marjan en Hans maken daar deel uit van de sandinistische minderheid en houden zich bezig met gezondheidscampagnes, steun aan boerencoöperaties et cetera. Wanneer buitenlanders uit delen van de regio teruggetrokken worden vanwege de verslechterde veiligheidssituatie, wordt hen door de viceminister gevraagd om zelf de keuze ‘weggaan of blijven’ te maken. Zij blijven en leren met een AK schieten. PSO, een koepelorganisatie waar ook Memisa onder valt, stuurt een brief naar enkele tientallen contractanten in Nicaragua waarin de organisatie haar zorgen uit over Nederlanders en wapens. Samen met Fred Beck (SNV) schrijft Hans een brief terug waarin zij PSO bedanken voor haar betrokkenheid en vertegenwoordigers van de organisatie uitnodigen om eens bij hen op bezoek te komen om van dichtbij kennis te nemen van het leven in Nicaragua. Bij BuZa leidt dit tot toenemende zorgen. Ton Schutte van Buitenlandse Zaken en nauw verbonden met de stedenbanden, zet de regionale autoriteiten in Chontales onder druk om hun werkrelatie met Hans te verbreken.
In 1987 wordt boerenleider Alfonso Nuñez samen met vijf anderen vlak bij Comalapa vermoord. Hans reconstrueert het drama, werkt zich daarbij een beetje in de nesten, maar ontspringt de dans. Niet lang daarna, wanneer Marjan en Hans in Nederland zijn vanwege de geboorte van hun tweede kind, wordt het dorp aangevallen waarbij meerdere mensen in gevechten omkomen, anderen geëxecuteerd worden en hun huis doorzeefd wordt. Bij toeval valt dit samen met hun verhuizing naar de provinciehoofdstad Juigalpa, waar Hans bij de regionale regering gaat werken op het vlak van buitenlandse samenwerking en later deel uit gaat maken van een team dat projecten uitvoert in conflictgebieden op basis van ‘wij leveren geld, materialen en technische assistentie, de mensen leveren arbeidskracht’. Via Adri Kemps krijgt Hans een SNV-contract, ondanks het feit dat hij in eerste instantie niet door de psychologische keuring komt, ‘Meneer laat zich niet kennen.’
Crisis
De verkiezingsnederlaag in 1990 kwam, ondanks de zware crisis waarin het land verkeerde, totaal onverwacht. De oorlog tegen de contra’s was gewonnen, het proces van wederopbouw kon beginnen maar de bevolking had een te hoge prijs betaald in termen van mensenlevens en armoede. Dit maakte dat een meerderheid van de bevolking op de UNO stemde, het door de VS georganiseerde en gefinancierde brede oppositieblok. Hans maakt overuren door de Nederlandse pers te woord te staan en schopt thuis van ellende de deur van een kast in elkaar. De nieuwe politieke constellatie maakt dat ook zijn contract met SNV aan een zijden draadje komt te hangen. Het nieuwe hoofd van het FSLN in de regio vraagt hem om diepgaand onderzoek te doen naar de oorzaken van de nederlaag en de moeizame relatie tussen de partij en de boerenbevolking. Hans vindt dat fascinerend, krijgt steun van HIVOS voor het onderzoeksproject van de nieuwe stichting Asociación para el Desarrollo de la Región Quinta (ASODEREV), en stuurt een team van vier mensen aan. De resultaten daarvan zijn verhelderend: de diepe culturele kloof tussen boeren en stedelijke revolutionairen; de steun van boeren aan de landhervorming maar hun aversie tegen het proces van gedwongen coöperatievorming; het succes van de Low Intensity Warfare-strategie van de VS; de dienstplicht en escalerend optreden van het EPS, het sandinistisch leger in de regio.
Daarna wordt Hans ingezet om met regionale kaderleden van het FSLN over de uitkomsten van het onderzoek in gesprek te gaan. Een politiek interessant project dat hem helpt om over zijn verdriet en teleurstelling heen te komen.
Terug naar Nederland
In 1992 keren Marjan en Hans terug naar Nederland met hun kinderen Daniel (1985) en Rosana (1987). Na terugkeer in Nederland promoveert Hans bij Gerrit Huizer van het Derde Wereldcentrum van de Universiteit van Nijmegen, die hem daartoe aangemoedigd had. Na zijn promotie solliciteert Hans overal, maar wordt nergens aangenomen. Daarvoor kreeg hij een baan bij de VN aangeboden om mee te werken aan het vredesproces in El Salvador, maar zijn contactpersoon verbreekt op zeker moment elk contact. Hans vraagt medio jaren 1990 zijn BVD-dossier op, maar dat blijkt volgens de autoriteiten niet te bestaan. Bij een hernieuwd recenter verzoek bij de AIVD krijgt hij in 2022 wel stukjes uit dat niet bestaande dossier. Volgens de Dienst is Hans zelf nooit object van onderzoek geweest, maar komt de dienst hem in allerlei relevante circuits tegen.
Omdat Hans nergens aangenomen wordt gaat hij in de Banenpool, een regeling voor moeilijk plaatsbare werknemers. Vanuit Stichting Medio, gerund door zijn vriend Bob van der Winden, combineert hij freelance-opdrachten en solidariteitswerk tot hij in ‘98 als coördinator bij XminY aan de slag gaat. Daarna maakt hij in 2002 de overstap naar de SP, waarna hij in 2005 gekozen wordt tot partijsecretaris, met onder andere de portefeuille internationale contacten. Begin 2018 treedt hij terug als partijsecretaris en medio 2019 gaat hij met pensioen.
Nicaragua nu
Nicaragua is in de loop van de tijd zijn tweede thuisland geworden waar Marjan en hij vaak heen reizen. De opstand van 2018 kwam voor hem en voor veel Nicaraguanen totaal onverwacht. Vooral het geweld en de repressie van de kant van de sandinistische overheid heeft alles doen kantelen. De overgang van een autoritair bewind naar dictatuur en mensenrechtenschendingen had naar zijn mening voorkomen kunnen worden wanneer het presidentieel echtpaar zich niet in een parallelle werkelijkheid had opgesloten.
‘Er zit veertig jaar tussen de geslaagde revolutie en de ontluistering van nu. De pro-Amerikaanse Somoza-dictatuur is vernietigd en de levensperspectieven van miljoenen mensen zijn veranderd en ook verbeterd. Nadat Ortega in 2007 terug kwam als president, is er door het FSLN een geleidelijk proces van ‘cubanisering’ ingezet, van fusie van staat en partij, die uiteindelijk tot een toenemende kramp in de politieke top geleid heeft en vervolgens tot grootschalig geweld en repressie tegen de democratische oppositie. Op dit moment is Nicaragua een dictatuur, waarbij leger, politie en veiligheidsdiensten en een procent of tien van de bevolking de overige negentig procent in een wurgende greep houden.
Als lid van de Steungroep Nicaragua reist Hans vanaf 2018 elk jaar voor een paar maanden naar Nicaragua. Naast het bezoeken van vrienden en bekenden en toeristische uitstapjes, heeft hij daar contacten met mensen die zich vanuit de illegaliteit tegen de dictatuur verzetten, politieke gevangen en mensen die een beroepsverbod hebben gekregen. Daarnaast maakt hij daar reportages over de frauduleuze verkiezingen, de corruptie en schendingen van de mensenrechten. Vanuit de reguliere media is de belangstelling voor de ontwikkelingen miniem, maar via de Steungroep en buitenlandse solidariteitscomité’s worden zijn verhalen in relevante circuits gelezen.
Aan Hans ’clandestiene’ werk in Nicaragua komt na ruim zes jaar abrupt een eind wanneer hij en zijn vrouw in december 2024 het stempel ‘persona non grata’ krijgen van het ‘Ministerio del Interior’ in Nicaragua.’
De balans van de solidariteit
‘De solidariteit met Nicaragua was onderdeel van een veel bredere Derde Wereldbeweging, die nu grotendeels is opgedroogd maar ook resultaten heeft geboekt. Met het proces van kapitalistische globalisering is ook de kritiek daarop en het verzet daartegen geglobaliseerd, ook al leidt dat op dit moment niet tot aansprekend en spectaculair verzet en overtuigende alternatieven. Maar maatschappijverandering is altijd een proces van twee stappen vooruit en eentje terug. Het failliet van orthodox links, de val van de muur, het klassenverraad van de sociaaldemocratie, de teloorgang van de unipolaire dominantie van de VS en het Westen, de opkomst van China als imperialistische macht, het zijn ontwikkelingen die de bestaande nationale en internationale machtsconstellatie ingrijpend veranderd hebben. Uitroeptekens hebben plaatsgemaakt voor vragen, of wij dat nu leuk vinden of niet.
‘Een paar kanttekeningen. Niet alleen ‘ons groepje’, maar ook compañeros in Nicaragua, Duitsland en de VS die ik ken, buigen zich over de vraag wat de solidariteit met Centraal-Amerika heeft opgeleverd. Die vraag dient zich vooral aan wanneer je op een leeftijd komt dat je de balans van je leven op gaat maken. Vanuit dat perspectief ben ik erg geïnteresseerd in de vraag hoe onze compañeros in Centraal-Amerika die vraag beantwoorden. Het zou zomaar kunnen dat zij op heel andere en andersoortige beoordelingen uitkomen dan de Europese ‘solidairen’. Verder zouden we ons niet moeten beperken tot lessen die we voor onszelf trekken, maar ook zouden we die door kunnen geven aan mensen die vandaag de dag betrokken raken bij het thema ‘internationale solidariteit.‘
‘Iedereen mag vinden dat onze solidariteitsinspanningen uiteindelijk niets opgeleverd hebben of juist buitengewoon waardevol zijn geweest voor de mensen daar en voor onszelf. Bij het proces van reflectie dienen we ons bewust te zijn van ons eigen politieke en culturele referentiekader. Wie heeft jou gevraagd of verplicht om je in te zetten voor ‘de goede zaak’? Dat is toch jouw eigen keuze geweest, mag ik hopen.’
‘En zelf nog wat geleerd? Gelukkig wel. Hoewel ik in mijn jonge jaren de scheiding der machten binnen de burgerlijke democratie niet zo serieus nam, ‘de staat verdrukt, de wet is logen’, ben ik zeker de laatste twintig jaar doordrongen geraakt van het belang van institutionele arrangementen die het mogelijk maken dat de politieke macht rouleert zonder dat dit gepaard gaat met geweld en bloedvergieten. De geschiedenis van de twintigste eeuw en de huidige ontwikkelingen maken duidelijk dat socialisme zonder vrijheid net als ongebreideld kapitalisme tot barbarij leidt. Dit maakt dat ik mij meer dan twintig jaar geleden verbonden voel met het ‘modern socialisme’, waarin de principes van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit centraal staan. Vanuit die optiek is het versterken van de democratie – zeggenschap van werknemers, huurders, consumenten – cruciaal in de strijd voor het socialisme.‘
‘Daarnaast, maar daarmee samenhangend kom ik deels terug op mijn oude opvattingen over de zegeningen van bevrijdend geweld, a la Frantz Fanon. Natuurlijk is een radicale ruptuur tussen dictatuur en bevrijding aantrekkelijker dan geleidelijke transformaties van dictatuur naar democratie die zowel in Zuid-Europa als Latijns-Amerika doorgaans gepaard zijn gegaan met langzame en stroperige stapjes in de goede richting en een hoge mate van straffeloosheid voor mensenrechtenschenders. Maar het idee dat het gebruik van revolutionair geweld louter bevrijdend en louterend zou werken, is eerder gebaseerd op een wensdroom dan op realiteit. Voor zover geweld niet traumatiseert, werkt het nog lang door in het leven van mensen. Zo zie ik in het geval van Nicaragua dat nogal wat van mijn generatiegenoten door hun participatie in de bevrijdings- en later de contra-oorlog ten prooi zijn gevallen aan vormen van politieke dementie. Makkelijker dan jongere generaties zijn zij ontvankelijk voor de door Ortega en Murillo verspreide desinformatie als zou de burgeropstand van april 2018 het werk zijn van agenten van het VS-imperialisme.’
‘Omdat de revolutie een deel van hun identiteit is geworden zou de erkenning van het failliet ervan de zin van hun leven ondermijnen of zelfs vernietigen. Door mentaal de ramen en deuren van de geest te sluiten hopen zij de demonen van de dood en het bedrog het hoofd te kunnen bieden.’
¿Valió la pena?
Als het gaat om Hans persoonlijke balans zegt hij, ‘ondanks de nodige teleurstellingen en het verdriet om het verlies van vrienden en compañeros, heb ik bepaald niet het gevoel mijn leven vergooid te hebben. Dat ik mijn leven lang heb kunnen doen waar mijn hart en mijn hoofd naar uit gingen en niet alleen ik, maar ook mijn gezin daar goed uitgekomen is, maakt dat ik mijzelf tot de één procent meest bevoorrechte mensen op aarde reken. ¡Gracias a la vida!’