EL SALVADORINTERVIEW

Monique Leijen

Monique is verpleegkundige en deed de opleiding Maatschappelijke gezondheidszorg, MGZ, waarmee ze in het buitenland kon gaan werken. Ze had ook Spaans geleerd en wilde graag naar Latijns Amerika. Via kennissen kon ze stage gaan lopen in El Salvador. In El Salvador leerde ze dat gezondheidszorg onderhevig was aan politieke belangen, terwijl het haar vooral om goede zorg ging. Later zag ze in Nederland dezelfde patronen.

Jeugd in Egmond

Gevraagd of er thuis een traditie was van internationale solidariteit of überhaupt politiek? ‘Helemaal niets van dit alles. Gewoon middenklasse, niet arm maar ook zeker niet rijk. Een gezin in Egmond. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader was werkmeester op een sociale werkplaats voor mensen met een psychische achtergrond of verstandelijke beperking. De opvoeding was van ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. Wel met aandacht voor anderen, maar zeker niet activistisch. Mijn vader was wel geïnteresseerd in wat er gebeurde in de wereld, maar mijn moeder niet. Die was meer geïnteresseerd in wat er gebeurde bij de buren. Mijn vader had nog wel dromen, bijvoorbeeld om naar Tibet te reizen, maar dat is er nooit van gekomen.

Verpleegster worden

Er waren drie kinderen, ik ben de jongste en ook wel de meest avontuurlijke van het stel. Ik vond het gras elders altijd groener en ging al op mijn 17de het huis uit. Ik ben verpleegkundige. Ik kon in de zusterflat gaan wonen in Alkmaar, iets wat mij wel aansprak. Destijds was dat werken en leren tegelijk, een interne opleiding. Het laatste half jaar moest je dan alleen nog stage lopen en dan had je je diploma. En ik zat in die leermodus en dacht, ‘wat ga ik daarna doen?’ en ging een cursus Spaans doen;.‘Altijd handig’.’

Stage in El Salvador

‘Na mijn studie ben ik een half jaar op wereldreis gegaan naar Azië. Toen ik terugkwam zag ik een advertentie in de krant. Wanneer je een MGZ-opleiding deed, kon je als verpleegkundige in de publieke gezondheidszorg gaan werken, ook buiten Nederland. In het tweede jaar van die MGZ-opleiding moest je stage lopen en ik had altijd al het idee om iets in de ontwikkelingshulp te doen, Artsen Zonder Grenzen of zo, en ook het avontuur trok. Niet meteen om de wereld te verbeteren, maar wel om wat bij te dragen in een land waar het minder goed ging dan in Nederland. Een paar klasgenoten gingen naar Afrika, via katholieke organisaties. We hebben het dan over 1995. Maar ik wilde naar Zuid- of Midden-Amerika, want dan kon ik ook wat met mijn Spaans doen. Mijn vriend destijds, later mijn man maar inmiddels van hem gescheiden, was bevriend met Maarten Keune, de zoon van Lou Keune. En die kende weer mensen als Johan van de Hout, voorzitter van Yamilet (de voortzetting van het Medisch Komitee El Salvador). Zij hadden iemand over uit El Salvador, van Pro Vida, en ik werd uitgenodigd om met haar kennis te komen maken op het kantoor. Ik kon bij hen drie maanden stage lopen en ze hadden ook een Nederlandse verpleegkundige, Anneke van Gijzen, waar ik misschien bij in huis zou kunnen wonen.’

Aan de slag bij Pro Vida

‘Het enige dat ik van El Salvador wist was dat daar toen die vier IKON-journalisten waren vermoord. Het was op tv toen ik 10 of 12 was. Dat was destijds iets heel ergs. Mijn vader sprak er vaak over. Ik ben natuurlijk wel wat gaan lezen, maar kwam daar redelijk blanco binnen en ik was los van een bezoek aan Mexico nog nooit in Zuid- of Midden-Amerika geweest.’

Gezondheidszorg en andere belangen

‘Bij aankomst in San Salvador kwam Anneke mij ophalen en bracht me naar haar huis in de buurt Mexicanos. Onderweg kwamen we langs een heel groot bijzonder gebouw, zonder ramen, de Amerikaanse ambassade. Dat gaf mij meteen een ‘unheimlich’ gevoel. Ik wist meteen dat dat geen zuivere koffie was. Anneke vertelde me waar ik allemaal op moest letten, hoe onveilig het was en dat je niet na zes uur de straat op kon. Het was Kerst, ik ging met Anneke naar een huisje in Chalatenango en daarna kon ik aan de slag bij Pro Vida. Ik werd gekoppeld aan een Salvadoraanse arts, die net afgestudeerd was, Milton Giovanni Escobar. Hij nam me op sleeptouw naar twee gemeenten waar het FMLN de verkiezingen had gewonnen. Naar gemeentes met een ARENA-burgemeester gingen we niet. Ik had al snel door dat er een soort concurrentiestrijd over gezondheidszorg gaande was, zo van wie doet het meest voor de mensen in een bepaalde gemeente. Ik heb ook allemaal uitgelegd gekregen hoe het FMLN was ontstaan en uit welke vijf partijen die bestond. Anneke was echt een activistische strijdster. Maar ik kwam daar heel anders binnen. Ik wist van niks en toen ik er meer van leerde werd ik niet meteen een linkse activist. Ik ben al die tijd met een iets andere bril blijven kijken. Ik ben wel meer gaan voelen voor ‘de strijd’ maar bleef een redelijk onbeschreven blad.’

‘We hadden elke maand een trainingsweekend waar we lokale mensen tot ‘promotores de salud’ opleidden, in mentale en fysieke gezondheid en tandartsenzorg. Dat waren hele leuke weekenden. Daar leerde je creatief zijn, er was niets. Het was ook heel gezellig, rollenspellen, liedjes zingen… Tussendoor hadden we projecten met waterpompen en latrines. En altijd een feestelijke opening, met de burgemeester, piñata, clowns, en die verrukkelijke tamales en pupusas.’
‘In een notendop was dat het werk dat ik in het noorden van departement San Salvador deed. Twee dingen zijn me het meest bijgebleven. Ik was me ervan bewust dat ik niet de wereld ging verbeteren. Maar ik had nog wel het idee dat het erom ging om iets bij te dragen aan de gezondheidszorg voor mensen. Ik had me niet gerealiseerd dat mensen dit werk ook uit eigenbelang kunnen doen. Zoals klasgenoten die naar Afrika gingen om daar het geloof te brengen of diehards die naar El Salvador gingen omdat ze erg links activistisch waren en de barricades op wilden. Maar ook ik zat daar in zekere zin uit eigenbelang, omdat ik het avontuur zocht.’

Er vol voor gaan

‘Ik was er toen de burgeroorlog net afgelopen was. Pro Vida bestond uit sterke vrouwen maar als ik in de dorpen kwam hoorde ik ook andere geluiden. De promotores die we opleidden waren allemaal ex-guerrillastrijders, geen mensen die aan de zijlijn hadden gestaan. Maar ze wilden verder, een leven opbouwen, een gezin stichten. Er waren ook heel weinig mannen, veel vrouwen zaten met kinderen waarvan de vader er vandoor of overleden was. De mensen waar ik mee werkte waren na twaalf jaar helemaal klaar met de oorlog, het was een relatief rustige periode, er werden vrijwel geen mensen meer vermoord en iedereen wilde ‘huisje boompje beestje. Maar tegelijkertijd was iedereen nog met de oorlog bezig, wat maakte dat de gemeenteraadsverkiezingen heel sterk speelden. Terwijl veel mensen moegestreden waren, bleven de Pro Vida mensen er vol voor gaan. omdat ze kansen zagen. Ook voor hun positie en werk waren die verkiezingen van belang. Vooral buitenlandse hulpverleners bleven strijdbaar, wellicht nog meer dan de lokale bevolking, omdat ze van mening waren dat er nog meer bereikt kon worden.’

Gezondheidszorg is politiek

‘Het tweede dat ik leerde – ik was toen een jaar of 26 – was dat gezondheidszorg niet alleen in El Salvador, maar overal hartstikke politiek is. Ook in Nederland in mijn werk voor de gemeente Den Haag zie ik ook dat bepaalde groepen in de samenleving op een achterstand staan, terwijl marktwerking in de zorg en de eigen verantwoordelijkheid als het walhalla wordt gezien. Als ik voor mijn werk nu in een bepaalde wijk in Den Haag ben, staan er altijd vijf sterke vrouwen klaar om met mij aan de slag te gaan. Dan krijg ik nog altijd het ’El Salvador’ gevoel, een gevoel van saamhorigheid en strijdbaarheid. Maar er wonen natuurlijk veel meer vrouwen en het is belangrijk dat iedereen zijn stem kan laten horen. Het moet beter worden voor iedereen.’

Veiligheid

‘Qua veiligheid viel het allemaal nog wel mee toen ik er was. Ik woonde in de wijk Mexicanos. Winkels met tralies voor de ramen en mannen met een grote mitrailleur ervoor, maar dat had ik in Mexico ook al gezien. Ik kreeg wel instructies over waar ik ’s avonds wel en niet heen kon gaan, om te bellen bijvoorbeeld. Los van dat mijn zakken een keer gerold zijn, niet zo veel interessants. Tot twee weken voordat ik wegging. Nadat ik op het kantoor van Pro Vida aan mijn scriptie had zitten werken, ging ik in een vrijwel lege bus terug naar huis. Toen kwam er een jongen naast me zitten die een stiletto tegen mijn been hield. Ik ben de bus uitgerend, gevallen, maar ik was eerder kwaad dan bang. Ik had mijn floppie met scriptie bij me en was niet van plan om die af te geven. Sindsdien was ik banger, maar ik liet me niet kisten. Eenmaal in het vliegtuig was ik opgelucht, maar ik bedacht ook dat ik een luxepositie zat. Ik kon weg, maar al die lieve vrouwen en mannen waar ik mee gewerkt had niet. Die moesten dit soort dingen dag in dag uit meemaken. Qua veiligheid is het daarna nog veel erger geworden. Als El Salvador in het nieuws kwam dan ging het altijd over de bendes (maras).’

‘Ik ben nooit teruggegaan naar El Salvador. Via het tijdschrift La Ventana en X minY (nu ‘Het Actiefonds’: red.) bleef ik het nieuws uit El Salvador volgen en met Anneke heb ik nog een tijd lang contact gehad, maar dat is na een tijdje allemaal verwaterd. Henneke Berkhout, met wie ik een tijd bij de GGD in Haarlem heb gewerkt, spreek ik af en toe nog.’

Terugkijkend

‘Ik ben naar El Salvador gegaan met het idee om te kijken of ik in het buitenland wilde werken, maar dat heeft mij niet gebracht wat ik had verwacht. Het ging nooit alleen om de gezondheidszorg, er was altijd een tweede factor, politiek, of geloof. Ik vond dat wel moeilijk, of in ieder geval lastig, ik had mijzelf liever puur op gezondheidszorg gericht.’

‘Zonder politieke of religieuze inspiratie houd je het misschien ook niet vol om onder dat soort omstandigheden binnen de gezondheidssector te werken. De manier waarop wij werkten was op structurele maatschappijverandering gericht, daar sta ik wel achter. Maar of ik politiek meer activistisch wilde worden, daar twijfelde ik over. En ook in Nederland kun je veel zinnigs doen, ook daar zijn problemen. Dit maakt dat ik verder ben gegaan in de gezondheidszorg, dat ik het goede wil doen en aan de linkerkant van het politieke spectrum zit. Door mijn El Salvador-ervaring ben ik wel politiek bewust geworden. Wat ik wel consequent doe sinds ik in El Salvador ben geweest is het kopen van fairtrade koffie.’

‘De keuze van arme boeren voor verzet en communisme begreep ik. Het waren extreme omstandigheden, 14 families die alles hadden en dat zo wilden houden. Dan ga je politiek niet in het midden zitten in de hoop dat het ooit wel goed komt. En bij de zware repressie is het ook logisch dat je dan de wapens oppakt. Ik werkte zelf in gemeenten die de linkse bolwerken waren met FMLN-burgemeesters en voormalige guerrillastrijders. Ik zat vooral in de stad en het platteland heb ik nauwelijks gezien. Behalve wat uitstapjes met Anneke naar Chalatenango. Ik ben bij de Lempa geweest, de rivier waar veel mensen zijn vermoord in de oorlog. En er was nog een uitstapje naar het strand van la Libertad.’

‘Momenteel voelt het als dweilen met de kraan open, ook in Nederland. Als de armoede niet wordt opgelost verbeter je de gezondheid van de mensen niet. Op het moment dat een land zich ontwikkelt en ook de armen erop vooruit gaan, verbetert de gezondheidszorg en de gezondheid van mensen vaak. Maar als dat niet gebeurt, blijft de gezondheid achter. Dan kun je wel wat waterputten slaan, maar daar red je het niet mee. In Azië zijn landen waar het wel verbetert, in India bijvoorbeeld, door de economische ontwikkeling. Maar dan vooral voor de mensen die het al wat beter hebben, maar ver weg in de dorpjes verandert er niet zoveel. Ik ken geen voorbeeld waar het op dit moment heel goed gaat.’

El Salvador nu

‘Ik heb El Salvador niet heel actief gevolgd. Er zit nu weer een president die het aantal moorden sterk terug heeft weten te dringen. Maar wel met enorme repressie. De bendes waren ellende, maar dit is weer het andere uiterste, met de mensenrechten op nul. Wanneer houdt het een keer op? Toen ik er zat wilden mensen graag rust na de oorlog, en nu zit er een president die populair is omdat mensen rust en orde willen. Als de rust is weergekeerd ontstaat er wel weer ruimte voor andere ontwikkelingen en denkbeelden, ook in de hoofden van de mensen. Want rust is mooi, maar voor een menswaardig bestaan is er wel wat meer nodig. Maar uiteindelijk denk ik dat het merendeel van de mensen streeft naar een menswaardig bestaan met elkaar.’