Ruud Lambregts

Ruud Lambregts werkte na zijn studie niet westerse sociologie bij Novib (nu Oxfam Novib). Hij combineerde werk en solidariteit met de processen in Midden-Amerika. Novib en de andere medefinancieringsorganisaties waren sterk betrokken bij de ontwikkelingen in Midden-Amerika. Ruud is altijd actief geweest in de solidariteit met Nicaragua en Guatemala. Hij maakte de groei mee bij Novib van de aandacht voor Latijns- en zeker ook Midden-Amerika, maar ook de neergang. Ook zag hij de Stedenbanden met plaatsen in Nicaragua opkomen en bijna helemaal verdwijnen. Dat valt zwaar, net zoals de huidige situatie in Nicaragua. Hij ziet hoop in Guatemala, maar is daar ook voorzichtig over.
Jeugd in Den Haag
Ruud werd in 1947 geboren in Den Haag. Zijn vader was priesterstudent geweest en trad in het VK toe tot de Prinses Irene Brigade en deed mee aan de befaamde invasie in Normandië. Daarna werd hij rijksambtenaar bij de Rijksluchtvaartdienst. Zijn moeder werkte bij Peek en Cloppenburg en stopte met werken toen ze kinderen kreeg. Ze ging opnieuw werken toen Ruud en zijn jongere broer en zus wat groter waren. Zijn vader stierf toen hij 16 was en ze hadden het niet breed. Als katholieken kreeg het gezin soms steun van de kerk, iets waarvoor zijn ouders zich een beetje schaamden. Ruud ging naar een katholieke lagere jongensschool en deed vervolgens het gymnasium, ook op een katholieke school voor jongens in Den Haag.
Niet-westerse sociologie in Leiden
‘Ik ben daarna in 1966 begonnen met een studie Chinees in Leiden. Ik wilde na de Middelbare School helemaal iets anders gaan doen en toen kwam Chinees uit de lucht vallen, het was in de tijd van Mao en de Culturele Revolutie. Maar dat was een heel verkeerde keuze, het was gewoon te ingewikkeld. Ik ben daar na een paar maanden mee opgehouden. Tegelijkertijd was er wel al iets gaande als een beginnende aandacht voor wat toen de ‘Derde Wereld’ heette. Ik had vrienden die in die wereld zaten en toen heb ik op gegeven moment besloten, ‘ik ga eens kijken bij antropologie en niet westerse sociologie’ en toen ben ik dat gaan doen.’ De belangstelling voor de Derde Wereld kwam ook door verhalen uit de kerkelijke hoek, waar het toen ‘borrelde’. In 1967 leerde hij Marianne kennen en samen gingen ze op zondag naar de kapel van zijn oude middelbare school, waar de liederen van Huub Oosterhuis werden gezongen. Ze zijn daar in 1972 getrouwd en zijn nog steeds samen.
Mijn vader leerde me betrokkenheid
‘Met zo’n studie niet-westerse sociologie kun je tenminste iets goeds doen in de wereld, dacht ik toen. Met name van mijn vader heb ik betrokkenheid en sociaal gevoel meegekregen. Hij was in Den Haag actief in jeugdbewegingen en in onze wijk met de buurtvereniging. Dat heb ik echt van hem. De studie heeft me wel op het goede spoor gezet, als was het soms wel theoretisch, maar ik heb er wel mijn richting en ook werk in kunnen vinden.’
Onderzoek in Spanje
‘Ik sprak al wat Spaans, deed dat als bijvak. Ik heb in 1972 twee maanden onderzoek gedaan in Spanje, in Andalusië. Dat was een vervangend onderzoek voor een stage in een Derde Wereldland, dat werd te duur. Het ging over de sociale stratificatie, de gelaagdheid in een dorpssamenleving; wie maakt daar de dienst uit. Het was nog in de Franco-tijd en we mochten het niet hebben over de politieke situatie. Maar je kwam toch dingen tegen, zoals wie zijn nu de lokale machthebbers. Er was corruptie en er was zo’n dorpspatriarch die ging over de pensioenen van de oudjes en daar ook percentages van achterhield. Daar kwamen we allemaal achter in dat onderzoek. Het was interessant en spannend en het vormt je zeker ook.’
Eerste reis naar Midden-Amerika
‘In 1974 was ik afgestudeerd en vervolgens had ik tijdelijke baantjes aan de universiteit. Toen heb ik samen met mijn vrouw een reis gemaakt door Midden-Amerika, van Mexico tot Costa Rica en weer terug. In ‘76 toen ik als dienstweigeraar bij Novib werkte, heb ik die reis nog een keer gedaan. Toen ook met bezoeken aan projecten die Novib net begon te steunen.
Band met Guatemala
‘Wat ik me daar vooral van herinner is de grensovergang van Mexico naar Guatemala bij Comitán in de bergen. Dat hadden we allebei, we kwamen Guatemala binnen, meteen een soort magie, de mensen, de schoonheid van het landschap. De kleuren en het indiaanse karakter. Dat voelde als iets heel bijzonders en dat is altijd zo gebleven.’
Eerste bezoek aan Nicaragua
‘We zijn toen door El Salvador gereisd, met een boot over de golf van Fonseca naar Nicaragua. De pont was eigendom van Somoza en wij kwamen in ‘75 in somozistisch Nicaragua aan. Als je van die pont afkwam na een reis van 6 uur moest je één voor één in een hokje komen, waar een Guardia stond en daar kreeg je je paspoort terug dat je al in El Salvador had moeten afgeven. Dat zijn de eerste indrukken van Nicaragua die we samen hadden en dat was een beetje eng. Ik wist wel iets van Nicaragua, van Somoza en de Guardia. Maar mijn eerste indrukken en gevoelens bij Nicaragua waren vooral controle, het is hier niet pluis, je moet hier zo gauw mogelijk weg en door naar Costa Rica. Als je dan zou hebben geweten dat je later met zoveel plezier en intensiteit toch ook in datzelfde Nicaragua zou wonen en werken, dan zou je dat nauwelijks hebben geloofd.’
Van paternalisme naar participatie
Ruud doorliep in 1975 de procedure dienstweigeren en kwam via een vriend voor zijn vervangende dienst bij de Novib terecht. Dat was toen een kleine organisatie met zo’n 45 personeelsleden, waarvan 10 dienstweigeraars. Er was wel een soort machtsstrijd aan de gang. ‘Toen ik kwam was dat al gaande en die werd beslecht door Sjef Theunis die toen directeur werd. Mensen die werkten vanaf de oprichting zijn toen weggegaan. Ik kwam dus op het moment dat er een hele nieuwe organisatie van de grond aan het komen was met veel meer geld en veel meer middelen en mensen uit het zuiden. We waren al deelnemer aan het medefinancieringsprogramma dat in de jaren ’60 vanuit het Ministerie werd opgezet. Dat groeide sterk in de jaren ’70 onder invloed van met name Jan Pronk. Die was toen minister in kabinet den Uyl (’73 – ’77) en dat heeft een enorme impuls gegeven aan de medefinancieringsorgansaties (MFO’s); ICCO, Cebemo (later Cordaid) en Novib, en daarna ook Hivos dat erbij kwam.’
‘Sjef kwam met nieuwe ideeën. Hij was een heel interessante man en had het lumineuze idee om mensen uit het zuiden binnen te halen als medewerkers in de organisatie. Mijn eerste leidinggevende was een Chileense vluchteling, Rodrigo Egaña, waar ik veel van geleerd heb en waar de organisatie veel aan te danken heeft gehad. Hij heeft in die jaren enorm bijgedragen aan het beleid van Novib in het zuiden, zeker ook aan wat we deden in Latijns-Amerika en die kreeg alle ruimte en middelen. Hij gaf vooral vorm aan stemmen en belangen uit het zuiden binnen onze organisatie. Daarvoor was het allemaal veel paternalistischer, zo van wij doen het goed en jullie moeten dat accepteren.’
Aandacht bij Novib voor Latijns- Amerika
‘Latijns-Amerika kwam in die tijd al vrij snel centraal te staan, de revoluties, het verzet, zich snel ontwikkelende volksbewegingen en Latijns- Amerikaans vluchtelingen die hier kwamen, Chilenen, Argentijnen. Dit waren soms ook gewoon uitgenodigde vluchtelingen. Een echt gebeurd verhaal is dat een 30-tal Chileense vluchtelingen per vliegtuig op Schiphol aankwamen en zijn verwelkomd door Joop den Uyl en Max van der Stoel (Minister-President en Minister van BuZa). Ze zijn toen in een bus door Nederland gereden, zo van ‘waar willen jullie wonen?’
Voor Novib naar Midden-Amerika
‘Ik mocht al vrij snel weer op reis, naar Midden-Amerika, om verdere contacten te zoeken voor Novib. Het ging vooral om volksbewegingen. In ‘76 hadden we al contact met vakbonden in Guatemala, waaronder de CTN, in die tijd aan de CLAT gelieerd, later niet meer . Er werd contact gelegd met IDESAC, een ngo met Manolo García als directeur. Hij is altijd een vriend gebleven en heeft veel consulentenwerk voor Novib gedaan. Hij kwam naar Nederland na de grote aardbeving in ‘76 om steun te zoeken voor wederopbouwprojecten. Dat gold ook voor Fedecocagua, een van de eerste koffieproducentenorganisaties in Guatemala die al in Nederland bezig was met SOS-wereldhandel en later aansloot bij de Fairtrade/Max Havelaar.’
Bezoeken van het Nicaragua comité
Het Nicaragua comité dat net was opgericht kwam in 1978 langs bij Novib met Tomas Borge, een van de oprichters van het Sandinistisch Front. ‘Het was een lang gesprek. Hij was weer net uit de gevangenis, ook wel een showfiguur, dat leerde je pas later, maar ik was onder de indruk van die man en van wat daar gebeurde. Ernesto Cardenal kwam ook op bezoek bij de Novib en die contacten werden geregeld door het Nicaragua comité. Hans Langenberg en Klaas Wellinga, die twee waren cruciaal in die tijd. Lokaal hadden we wat later ook een Midden-Amerika comité in mijn woonplaats Gouda, waar ik ook actief in was.’
Oprichting Guatemala Comité
‘Begin ‘78 heb kwam ik in contact met Gemma van den Hooff, die toen met het idee kwam een Guatemala comité op te richten. Gemma had Novib gebeld om te vragen wat we voor elkaar konden betekenen en zo is het begonnen.’
‘Humanitaire hulp’
In die jaren ’70 was Ruud via Novib met verschillende Latijns-Amerikaanse landen bezig. ‘Werk en solidariteit raakten zo met elkaar verweven. De hevige strijd in Nicaragua tegen de dictatuur van Somoza kreeg steeds meer aandacht. De eerste financiële steun ging daar naar toe via de priester-dichter Ernesto Cardenal.
‘Die bezocht ons land om ‘humanitaire hulp’ te vragen, maar er werd ook rekening mee gehouden dat de steun voor andere doeleinden benut kon worden. In dergelijke situaties zijn de verschillende terreinen moeilijk van elkaar te scheiden. Maar van openlijke keuze voor steun aan de gewapende strijd was geen sprake.’ Toen een Guatemalteekse priester bij Novib aanklopte voor steun aan de gewapende strijd, zag Ruud zich dan ook gedwongen nee te verkopen. ‘Later met El Salvador na de moord op de Nederlandse journalisten in 1982 zaten we daar dichter tegen aan.’
Tussen 1988 en 1990 woonde Ruud in Nicaragua, om daar het ‘veldkantoor’ voor Novib op te starten. ‘Een heel intense tijd waar ik enorm veel van heb geleerd. De verkiezingsnederlaag van de sandinisten in februari ’90 maakte hij net niet mee omdat hij vanwege het overlijden van zijn moeder in Nederland was. Maar de gevolgen daarvan waren groot, ook voor het werk van Novib (of Oxfam Novib, zoals de organisatie later is gaan heten).
Dubbele loyaliteit
‘Vooral in de eerste jaren dat we het Guatemalacomité hadden opgericht liet zich de dubbele loyaliteit voelen. Aan de ene kant een goede solidaire officiële organisatie Novib, maar met zijn grenzen en beperkingen en formele regels, en aan de andere kant een comité waar je kunt doen wat je wil. Het gewapend verzet kwam dichtbij, in het comité zijn we het echt gaan steunen.’
De moord op IKON-journalisten
‘De moord op Koos Koster en zijn drie collega’s gaf in Nederland een context, een situatie van verontwaardiging, ‘ze hebben onze jongens vermoord’. En dat gaf een sfeer van, ‘dat kan niet, nu moeten we de beweging steunen’ en we hadden veel contact met de vertegenwoordiger van het FMLN, die hier zat, die kwam bij ons, bij Novib, bij wijze van spreken iedere week over de vloer. Twee weken na de moord op Koos en de andere drie stond er een foto op de voorpagina van de Volkskrant waar op Sjef Theunis, onze baas, een cheque overhandigt van 400.000 gulden aan German Avalos, ‘humanitaire steun’ aan de volksbeweging in El Salvador.
Het was dus humanitaire steun, maar iedereen wist dat het naar believen kon worden besteed. Daar hebben we niets van gezegd. Daar zijn later wel discussies over geweest en vragen over gesteld, maar niet dat het fout was of dat we ervoor veroordeeld werden. Het was geld uit onze eigen middelen, van het Nederlands publiek, onze eigen donaties. Met het overheidsgeld moesten we iets voorzichtiger omgaan.’
‘We moesten soms fondsen apart aanvragen voor bepaalde humanitaire situaties bij het Ministerie. Daar was een specifieke categorie voor en er waren ambtenaren die best veel sympathie hadden en begrip voor wat we deden, ook daar waren geldstromen die in de buurt van het gewapend verzet kwamen.’
‘Ik was in 2009 in El Salvador voor interviews – voor een boek dat ik wilde maken over Novib in Latijns-Amerika – ergens in een hutje in de binnenlanden van El Salvador om met een paar boeren te praten en daar hing een foto aan de muur van Koos Koster. ‘Die ken ik’, ‘ja wij ook’, en ze begonnen lof te zingen over Koos en hoe hij hen had gesteund. Hoe hij bezig was steun te mobiliseren van buiten voor het verzet en de boeren. Dat waren emotionele momenten. Koos leeft voort.’
Wel of geen steun aan het gewapend verzet
‘Steun aan bewegingen die ook een militante tak hadden was in die dagen veel minder omstreden dan nu. Denk ook maar aan het ANC in Zuid-Afrika, de bevrijdingsbeweging op de Filipijnen, Zimbabwe. En Vietnam natuurlijk. Toch waren er nauwelijks discussies over gewapende strijd, die werd vrij breed als legitiem beschouwd. Zo werd er door ons Guatemala-komitee een advertentiecampagne gevoerd onder de titel ‘Steun het verzet in Guatemala’. Begin jaren 1980 leverde die meer dan een miljoen gulden op. Maar niet elke organisatie zat aan het linkerkant van het politieke spectrum. Opmerkelijk in dit opzicht was de christelijke vakbondssolidariteitsgroep CLAT, die dwars lag wat betreft steun aan linkse groepen. Ze pleitten voor steun aan de christendemocraat Duarte in El Salvador en aan Vinicio Cerezo, die president van Guatemala werd van 1987 tot 1991.’
Grenzen en petten
‘Soms was het lastig om te manoeuvreren, de ene keer had ik mijn Novib-pet op en moest ik de grens bewaken, maar als comitélid had ik die niet. In één geval ben ik binnen Novib benaderd door een Spaanse priester van de ORPA en die kwam met een timmerproject, maar hij vertelde er wel bij, ‘dat is het niet echt’. Ik zei, ‘dat snap ik, maar dat kan ik nou net niet doen.’ En als hij het niet had gezeg, dan hadden we het misschien gesteund…. Dat is een voorbeeld van die grens en de petten. Dat was begin jaren ’80.’
Moord in de Spaanse ambassade
‘De moord in de Spaanse Ambassade in Guatemala in 1980 zal ik nooit vergeten. Mario Coolen belde bij ons thuis, want het Guatemalacomité hadden we al opgericht en er was een netwerk van Europese comités in een aantal landen. Mijn huis was het centrale telefoonnummer, coördinatiepunt van de solidariteitsbeweging in Spanje, Zweden, Duitsland, Engeland, een stuk of tien punten.’
‘Door het directe telefonisch verslag van
Mario waren we in de nieuws-voorziening het centrale punt. Die rol speelden we en we hadden een soort telefoonketting met de andere comités in Europa. En dat ging toen de hele nacht door. Mario belde steeds, eerst dat de bezetting er aan kwam en toen de fatale afloop in verschillende etappes. Dan ben je totaal kapot en koud. De vader van Rigberta Menchú is daar omgekomen. Daarna is Rigoberta als twintigjarig meisje naar Nederland gekomen. Mario Coolen was toen al teruggekomen naar Nederland.’
In Guatemala was het toen puur oorlog. ‘Ik mocht er vanuit Novib niet meer heen. We onderhielden contacten via Mexico, Nicaragua en Costa Rica, daar kwam je mensen van de organisaties tegen. Op een gegeven moment hadden ze in Mexico de instantie IOCE en OSS, dat waren onze ingangen. Ik ben in ‘85 weer voor het eerst in Guatemala geweest. In Quezaltenango hadden we toen een aantal ontmoetingen met mensen die aan het verzet waren gelieerd, mensen van het CUC ook en toen begon het weer een beetje te normaliseren. Daar was Jan Schmeitz ook bij, de pas overleden vriend en journalist die ook dingen voor Novib deed in Midden-Amerika.’
Steun aan de massaorganisaties in Nicaragua
Al voor ’79 waren er contacten met de sandinisten en werd er al nagedacht over de wederopbouw na de overwinning van de revolutie. Meteen na de overwinning werden er al steun gegeven aan het door de sandinisten opgerichte dagblad Barricada. Later hielp Hivos bij de totstandkoming van het dagblad Nuevo Diario.
‘We besloten ook ons te concentreren op een bepaalde regio: dat werd Matagalpa. Daar is jarenlang samengewerkt met de regionale overheid, met wisselend succes. Daarbij ging het zowel om herstel van de infrastructuur als om economische projecten, zoals kleine bedrijven.’
‘We hebben die eerste jaren (’80-’85) ook veel steun gegeven aan de zogenaamde massaorganisaties in Nicaragua. In de eerste jaren hadden we een groot project van wel een miljoen gulden per jaar, geld dat verdeeld werd onder de wijkcomités, de ATC (de boerenorganisatie), AMNLAE (de vrouwenorganisatie) en andere sociale organisaties die bij het Frente hoorden, omdat we dachten dat we daar in moesten investeren als de basis van de revolutie. Dat was wel zo, maar ze werden toch wel erg gedomineerd en ideologisch bepaald door het Frente.’
‘Ons is wel verweten dat we te kritiekloos waren en een te weinig objectieve blik hadden op de politieke ontwikkelingen. Het Frente domineerde en gebruikte de projecten wel door ze te binden aan ideologie. Dat hebben we niet goed gezien. Maar het was het enthousiasme en de goodwill van die eerste jaren, het gevoel van ‘die revolutie van de sandinisten, dat is op zich toch geweldig en daar moeten we bij zijn’.’
‘Er was na die eerste jaren ook best wat discussie binnen Novib over het steunen van organisaties die zo dicht bij de regering stonden. En de vraag werd gesteld of het niet beter was om meer onafhankelijke projecten te steunen. Die opvatting was niet alleen in Nederland te horen, maar ook in Nicaragua zelf. Dit leidde bijvoorbeeld ook tot het besluit een meer onafhankelijk tijdschrift te gaan steunen, het weekblad La Crónica, via de Fundación Manolo Morales.’ Ruud herinnert zich dat daar weer kritiek op kwam vanuit de hoek van een deel van de talrijke Nederlandse ontwikkelingswerkers die in Nicaragua vanwege de revolutie actief waren. Zo van ‘gaat die Novib nu ineens weer de revolutie ondermijnen..?!’ Overigens heeft dat tijdschrift geen lang leven geleid, vooral doordat de redactie er financieel een potje van maakte.’
‘Het vredesconcert in april ’83 was een van onze mooiste en meest bijzondere projecten die we ooit hebben gesteund. En dat was ook steun aan de Sandinistische revolutie. De ommekeer was al wel begonnen, maar dat risico namen we. Dat was wel het goede van Novib in die tijd en ook van de ruimte die we kregen van de Nederlandse overheid. Die kregen we ook van het publiek, de politieke ruimte in Nederland was groot. Als je dat afzet tegen nu, dan is daar heel weinig van over. Dat is zo verdrietig.
Na de verkiezingen van 1990 en de nederlaag van de sandinisten heeft Novib in rap tempo de samenwerking met de overheid afgebouwd en werd de steun gericht op een aantal ngo’s, die in die periode als paddenstoelen uit de grond rezen, zoals bijvoorbeeld de mensenrechtenorganisatie CENIDH en ook ‘Puntos de Encuentro’, werkend rond vrouwen en gender, die onder andere een populaire Telenovela produceerde. Na het vertrek van Novib uit Latijns-Amerika bleven die bestaan. Totdat in recente jaren de tot een nieuwe dictatuur verworden regering Ortega-Murillo een eind maakte aan vrijwel het hele maatschappelijk middenveld in Nicaragua. Er werd geen enkele ruimte meer gelaten voor het werk van ngo’s die vanuit het buitenland werden gesteund.’
Afbouw van de steun van Novib voor Latijns-Amerika
‘De afbouw van de samenwerking van Novib, toen al Oxfam Novib, met organisaties in Latijns-Amerika heb ik helaas mee moeten maken in de laatste vijf jaar van mijn loopbaan en mijn pensionering eind 2010. Die afbouw begon in 2005, omdat Latijns-Amerika ‘klaar was’. Mijn vertrek en de afbouw vielen samen. Het was een pijnlijk proces.’
‘Ik ben 20 jaar, van 1990 tot 2010 actief geweest in de Ondernemingsraad (meestal als voorzitter). Dat is best een orgaan waar je naar moet luisteren. We deden onder andere de loononderhandelingen. Je loopt dan wel het risico in conflict te raken met de directie. Dat gebeurde ook wel, maar dat heb ik overleefd. Ik heb toch nog het grootste deel van mijn 35 jaar bij Oxfam Novib voor Latijns-Amerika kunnen werken. Maar uiteindelijk hebben we de strijd verloren om Latijns-Amerika te behouden binnen het programma.’
‘In Latijns-Amerika is minder armoede dan in Afrika en sommige delen van Azië was een van de argumenten. Heel kort gezegd, ‘we moeten prioriteren en ons concentreren op minder landen en gebieden, daar waar het echt nodig is.’ Daar kun je van alles tegenin brengen, kijk naar bijvoorbeeld Chiapas in zuidelijk Mexico.’
De erfenis
‘We hebben onze rol gespeeld en wat hebben we achtergelaten? Dat wringt wel een beetje. Ik bedoel kijk hoe Midden-Amerika er nu aan toe is. Met collega’s en ex-collega’s, die ik nog wel zie, vragen we ons dat wel af. Wat heeft het opgeleverd? Er zijn wel Latino vrienden die zeggen, ‘dat wat jullie hebben gezaaid aan ontwikkeling van de sociedad civil en van de niet gouvernementele beweging, dat is niet weg. Het zijn golfbewegingen en we zij er nog. Let maar op.’
‘Niet zozeer in Nicaragua, maar wat er nu bijvoorbeeld in Guatemala gebeurt met de vorig jaar aangetreden president Arévalo geeft een sprankje hoop. Ik vind het spannend. Hij werd zeer verrassend gekozen dankzij de steun vanuit de inheemse bevolking. Daar hebben we met de solidariteitsbeweging en organisaties als Novib misschien een beetje aan bijgedragen. Laten we dat mogen zeggen. Dat onze vrienden in Guatemala dat toch maar mooi aan het doen zijn, hebben durven doen. Moet je kijken wat er 40 jaar geleden aan de hand was. Het zijn de kinderen van die mensen. We hebben een ‘granita de arena’ bijgedragen. Ik heb er geen spijt van, dat weer niet, maar ik ben er ook wel aarzelend in, zo zit ik in elkaar.’
Afbouw Stedenbanden en de Steungroep Nicaragua
‘Ik ben wel jarenlang actief gebleven in de Stedenbanden met Nicaragua, met name in die met de stad Juigalpa, die banden had met Den Haag en Leiden. Die zijn zoals vrijwel alle stedenbanden, in de afgelopen jaren afgebouwd. Dat had ook te maken met de afbrokkelende steun van gemeentes. Daar heb ik wel twintig jaar in gezeten. En sinds 2018 ben ik samen met andere ‘Nicaragua-veteranen’ actief in de Steungroep Nicaragua, een solidariteitscomité nieuwe stijl. Net als ik al vele jaren actief ben in wereldwinkels en de Fairtrade beweging. In die zin heeft het voorbeeld van mijn vader me altijd geïnspireerd. Je moet blijven geloven in een betere wereld en daar ook aan werken.’