Willem Bos

Willem Bos, meer dan vijftig jaar actief lid in de trotzkistische beweging in Nederland. De ervaringen in Midden-Amerika en in de solidariteitsbeweging hebben hem in belangrijke mate gevormd en gemotiveerd.
Hij was betrokken bij acties In Amsterdam naar aanleiding van de dood van de vier IKON-journalisten. Het beeld van vier witte kruizen werd een symbool om nooit meer te vergeten. Hij vertelt over de interne conflicten in het El Salvadorbeweging in 1982 en de voors en de tegens van de manier waarop de sandinistische partij FSLN Nicaragua leidde tussen 1979 en 1990. De kant van de onderdrukten kiezen is voor hem essentieel en niet het behalen van korte termijnresultaten.
Vroeger in Wassenaar
‘Ik ben geboren en opgegroeid in Wassenaar, waar mijn vader leraar was op het Rijnlands Lyceum. Op de lagere school werd het na en paar jaar duidelijk dat ik grote moeite had met het leren van bepaalde dingen, met name met spelling. Na een aantal testen en onderzoeken bleek dat ik een behoorlijke mate van dyslexie had, wat toen meestal woordblindheid werd genoemd. Kinderen met dyslexie werden toen vaak gewoon als dom of moeilijk lerend beschouwd, maar dankzij het feit dat mijn vader in het onderwijs zat en zeer geïnteresseerd was in de ontwikkeling van kinderen, werd bij mij goed uitgezocht wat er aan de hand was. Ik kreeg speciale bijles, deed een jaar langer over de lagere school en ging daarna, anders dan mijn broer en mijn twee zussen en de meerderheid van mijn klasgenoten, niet naar het lyceum maar naar de Haagse IVO-school (Individueel Voortgezet Onderwijs).’
‘Ofschoon dat een leuke school was, was het ook wel een eenzame tijd. Dat kwam ook omdat we precies toen van het centrum van het dorp, waar we in een gezellige kinderrijke straat in een rijtjeshuis woonden, verhuisden naar een andere, rijkere buurt. Ik verloor zowel het contact met mijn voormalige klasgenoten als met de kinderen in de buurt, fietste iedere dag een kleine tien kilometer heen en weer naar school, terwijl het merendeel van mijn nieuwe klasgenoten nog veel verder weg woonde.’
‘Op de lagere school was ik al een verwoed lezer, en naast de boeken uit de openbare bibliotheek kwamen daar toen ik op de IVO-school zat ook kranten en tijdschriften bij. Mijn ouders lazen het liberale dagblad ‘Het Vaderland’, dat later opging in de NRC, en het linkse weekblad ‘Vrij Nederland’. Van een klasgenoot die bezorger was van ‘Het vrije volk’, kreeg ik dagelijks een overgebleven exemplaar van dat met de PvdA verbonden dagblad. Mijn ouders waren zeker niet rechts, en ook niet streng christelijk. Ze waren lid van de (vrijzinnige) Nederlandse Protestantenbond, en van de VPRO, maar dat speelde meer een sociale en culturele dan een religieuze rol. Ik denk dat ze meestal PvdA stemden, maar ze waren niet politiek actief.’
De Sociale Academie
‘In 1968 werd ik na een toelatingsexamen toegelaten op de Sociale Academie in Den Haag. Daarvóór had ik een paar maanden in Frankrijk in een tehuis voor geestelijk gehandicapte kinderen gewerkt. Het eerste jaar op de academie was nog heel schools: les in allerlei vakken en aan het eind van het jaar toetsen. Ik vond al die vakken allemaal wel heel interessant. Het tweede jaar dat ik daar zat sloeg de geest van ’68 toe. Dat leidde tot een democratiseringsgolf met allerlei spannende discussies en projectonderwijs. Ik stortte me daar helemaal in.‘
‘Het derde jaar heb ik stage gelopen bij de Henri Polak Stichting, het scholings- en vormingsinstituut van vakbeweging NVV, waar ik veel geleerd heb, met name over het functioneren van de vakbeweging. Het laatste jaar hebben we met een groep van elf studenten samen een groepsscriptie geschreven met de titel ‘Welzijnswerk in de klassenmaatschappij’. We lazen veel marxistische literatuur en kwamen tot de conclusie dat het- onder andere door Piet Reckman verdedigde – idee van het welzijnswerk als mogelijkheid om de maatschappij te veranderen een illusie was. Verandering komt niet door het welzijnswerk, maar door politieke actie, was onze conclusie.’
Proletarisch links
‘In die tijd kwam ik in contact met wat toen ‘Proletarisch Links’ heette, dat was oorspronkelijk een linkse stroming in de PSP. Ze waren in 1971 net uit de PSP gezet en zelfstandig verder gegaan. Ze gaven onder andere scholingen en organiseerden discussies en voerden actie. Ik werd daar in 1973 lid van en dat is de club waar ik nog steeds bij zit. Die organisatie heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt, is in de loop van de tijd een paar keer van naam veranderd en heet nu ‘SAP’ en de website (en voorheen het blad) ‘Grenzeloos’. De SAP is aangesloten bij de 4de Internationale. Daar ben ik nu al meer dan vijftig jaar lid van.’
Over de grens
‘Het waren roerige tijden toen. In Chili kwam in 1970 Salvador Allende aan de macht die met zijn regering streefde naar een vreedzame weg naar het socialisme. In ’73 was er de coup van Pinochet tegen Allende en vervolgens de dictatuur. Na de coup kwam er een grote solidariteitsbeweging van de grond waar ik ook actief in was.
Ook in de rest van Latijns-Amerika
was het uiterst onrustig, met grote volksbewegingen, guerrillastrijd en rechtse staatsgrepen. Al die ontwikkelingen werden door ons zo goed mogelijk gevolgd en vurig bediscussieerd.’
‘Ook de Anjerrevolutie in Portugal speelde een belangrijke rol. Wij haalden linkse Portugezen naar Nederland en organiseerden daar een hele serie bijeenkomsten mee. Dat was in ‘74.’
De activist
‘Ik ben mijn hele leven vooral activist geweest. Er was weinig werk op mijn terrein, ik heb lang een uitkering gehad en werkte een jaar of zeven full time voor de organisatie. Ook later, toen ik vooral journalistiek werk deed, stond het politiek activisme toch voorop.’
Het El Salvadorcomité
‘Ook de Nicaraguaanse revolutie in 1979 volgden wij met veel belangstelling en we schreven daarover. Al snel werd het duidelijk dat de VS alles zouden doen om de revolutie te bestrijden en kwam de oorlog van de door de VS gefinancierde contra’s op gang. Ook in de rest van Midden-Amerika groeiden de linkse beweging en het verzet, met name in El Salvador. Onze gedachte was dat als Nicaragua geïsoleerd zou blijven, het niet verder zou komen. Dus was het erg belangrijk hoe de situatie in El Salvador, Guatemala en ook Mexico zich zou ontwikkelen. Dat was voor mij een reden om me aan te melden bij het El Salvador Komitee Amsterdam.’
‘Map (van der Wilden), mijn (huidige) partner, haar vriendin Annemarie Heyn Papousek en Bincho Alarcón, een Chileense vluchteling, hadden dat comité in 1980 opgericht. Het was één van ongeveer tien plaatselijke El Salvador comités. Daarnaast was er het El Salvador Komitee Nederland, dat zat in Tilburg. De kern daarvan was een betrekkelijk gesloten, sektarische club, die zich ooit als eersten met El Salvador bezig hielden en zich zelf tot hèt landelijke comité benoemd hadden. Zij monopoliseerden de informatievoorziening en de banden met het verzet in El Salvador, officieel met alle fracties, maar zoals in de loop van de tijd bleek vooral met één fractie: het FPL.’
Moord op de IKON journalisten
‘In maart ’82 werden vier IKON-journalisten in El Salvador door het leger vermoord. Dat gaf een heel andere dynamiek, dat bracht El Salvador ineens dagelijks op de voorpagina’s. Wij, het Amsterdamse comité, hebben daar snel en adequaat op gereageerd door meteen op de dag dat het bekend werd, een actie op te zetten. Er was al een activiteit gepland op de Dam vanwege de verkiezingen in El Salvador. Er zijn toen kruizen in elkaar getimmerd, vier met de namen van de IKON-journalisten en een groot kruis met daarop ‘40.000 Salvadorianen’ en die bijeenkomst op de Dam is gebruikt als verzamelpunt voor een demonstratie naar het Museumplein. We hebben de kruizen daar geplaatst voor het Amerikaanse consulaat, want – eigenlijk net zoals nu met de oorlog in Gaza – de Salvadoranen betaalden met levens en de Amerikanen leverden de wapens.’
‘We zeiden toen: ‘we blijven demonstreren totdat de junta gevallen is. Twintig weken lang is er toen ieder vrijdag gedemonstreerd en dat trok heel veel aandacht, ook omdat daar weer protesten tegen kwamen. De kruizen werden omver gehaald en het Oud Strijders Legioen plaatste een kruis bij de Russische Handelsdelegatie. Een van onze leden werkte bij de scheepswerf ADM en daar zijn toen stalen kruizen gemaakt. Tijdens een van de manifestaties werden die voor het VS-consulaat geplaatst en in een kubieke meter beton vastgezet. Ze hebben daar maanden gestaan. De Amerikanen hadden het consulaat gesloten en zeiden, ‘zo kunnen we niet werken. We gaan pas weer open als de kruizen weg zijn.’ Dat liep hoog op. Uiteindelijk besloot de gemeente dat die kruizen daar weg moesten en stelde voor dat ze elders in de stad, bij het Leidse Bosje, geplaatst zouden worden. Wij zijn daar als Comité niet mee akkoord gegaan en de kruizen zijn toen door de gemeente weggehaald.’
Conflict met het landelijk El Salvador Komitee
‘Het landelijk komitee in Tilburg had een wat andere houding, ‘er zijn al 40.000 Salvadoranen vermoord en nu vindt iedereen het ineens zo belangrijk omdat er ook Nederlanders zijn vermoord. Dat was natuurlijk waar, maar je wil ook mensen erbij betrekken en dan moet je het momentum gebruiken. De acties werden in Amsterdam gehouden en dus richtten alle media zich op het Amsterdamse comité en het landelijke comité kwam er verder weinig aan te pas. Dat stak, want die zagen zichzelf als de baas en de voorhoede van de El Salvadorbeweging.’
‘De aandacht voor El Salvador leidde tot een groei van de beweging. Er kwamen meer plaatselijke comités, het werden er wel veertig. Ook het Amsterdamse comité groeide tot meer dan dertig leden. Vanuit de plaatselijke comités was er behoefte aan democratisering van de beweging. Maar ‘Tilburg’ hield dat af. Met veel moeite kwam er een regelmatige landelijke vergadering van vertegenwoordigers van de plaatselijke comités en Tilburg, maar Tilburg bleef de contacten en de informatievoorziening zo veel mogelijk in eigen hand houden. Vanuit Tilburg begon men een nogal vervelende campagne waarbij andere plaatselijke comités benaderd werden met het verhaal dat het Amsterdamse comité was overgenomen door de IKB (toenmalige naam van de organisatie waar ik en nog drie leden van het Amsterdamse comité lid van waren) en dat ze daar niet mee moesten samenwerken.’
De spanning tussen de plaatselijke comités en Tilburg liep verder op met de moord op comandante Ana María (Mélida Anaya Montes), de nummer twee van het FPL die op afschuwelijke wijze vermoord werd, op bevel van de hoogste leider van de FPL. De houding van het landelijk comité was ‘Het is allemaal heel tragisch, maar we weten niet precies wat er allemaal speelt’, terwijl de rest van de solidariteitsbeweging natuurlijk heel geschokt en verontwaardigd was.’
‘De relatie tussen de plaatselijke comités en het ESKN verslechterde verder en uiteindelijk hebben de plaatselijke comités zich los gemaakt van Tilburg en zijn als GESK, Gezamenlijke El Salvador Komitees, doorgegaan. Maar het momentum van de IKON-moorden was toen achter de rug, het FMLN was in diskrediet en het hele proces in El Salvador kwam ook in een patstelling terecht. Openlijke sociale strijd was al een tijd niet meer mogelijk, demonstraties werden uit elkaar geschoten, kaders van de sociale bewegingen sloten zich aan bij de gewapende strijd. De VS voerden hun militaire steun aan het Salvadoraanse leger verder op en ook militair ontstond er een patstelling. Het organiseren van solidariteit werd steeds moeilijker.’
‘Het GESK gaf een bulletin uit, waar we jaren mee door zijn gegaan. Het comité in Tilburg is nog wel een tijdje blijven bestaan en is toen als Medisch Komitee doorgegaan. Voor alle partijen gold: het momentum was weg, de comités liepen leeg en het was ook heel moeilijk om iets te organiseren behalve informatievoorziening.’
Solidariteit met Nicaragua
‘Tegelijkertijd groeide de solidariteit met Nicaragua, er kwamen stedenbanden, brigades, muziekfestivals en er waren volop mogelijkheden om Nicaragua te bezoeken. In 1984 gingen Map en ik voor het eerst naar Nicaragua, met een bouwbrigade naar el Viejo, Chinandega, georganiseerd door het Nicaragua Komitee Nederland. We bouwden een schooltje in een vluchtelingennederzetting voor mensen die bij de Golf van Fonseca woonden en daar door de contra’s met bootjes aangevallen werden.’
Werken in Nicaragua
‘Daarna zijn we in ‘86 met zijn tweeën drie maanden naar Nicaragua en El Salvador geweest. Map kreeg uiteindelijk een contract bij SNV voor het zogenaamd B-werk, bewustwordingswerk, en ik werd coördinator van het vredesbureau van Pax Christi in Managua. We hebben vijf jaar in Nicaragua gewerkt.
Dat vredesbureau was in eerste instantie erg pretentieus, het idee was dat er vanuit Pax Christi een rol gespeeld zou kunnen worden in het vredesproces, door het bij elkaar brengen van partijen. Dat heeft niet gewerkt. Ik vond het ook nogal koloniaal, dat er dus Nederlanders komen die de strijdende partijen tot elkaar brengen. Mijn inzet was informatie verstrekken in Nederland over wat er in Nicaragua aan de hand was.’
‘Ik heb veel journalisten te woord gestaan en van informatie voorzien, schreef rapportjes als tegenwicht tegen de anti-sandinistische propaganda zoals die bijvoorbeeld verspreid werd door de christendemocratische vakbeweging CLAT en haar woordvoerders in Nederland. Ik schreef artikelen voor verschillende bladen en werkte soms mee aan tv-uitzendingen of documentaires. Rond de verkiezingen in 1990 heb ik een serie bulletins geschreven die door Pax Christi werden uitgegeven en verspreid.’
‘Ook zat ik in de coördinatiegroep van het Nicaragua Komitee dat door Nederlanders in Nicaragua was opgezet. Er waren zeer regelmatig bijeenkomsten waar mensen vanuit hun deskundigheid inleidingen hielden en waar over de politieke situatie werd gepraat. Eind 1992 kwamen we terug naar Nederland. Map’s contract bij SNV liep af en de financiering van het vredesbureau was gestopt.’
‘De verkiezingen van 1990, toen het FSLN de verkiezingen verloor en de door de VS samengebrachte en
gefinancierde UNO-coalitie met Violeta Barrios de Chamorro won, waren een grote teleurstelling voor de sandinisten en iedereen die hen steunde. De nederlaag van het FSLN was uiteindelijk het gevolg van de contraoorlog en de VS-boycot. Er ging steeds meer geld naar defensie. Er kwamen jongens om in de oorlog en er waren veel producten niet te krijgen. Het leven werd steeds moeilijker en de mensen snakten naar vrede. Daarmee wil ik niet zeggen dat de sandinisten geen fouten gemaakt hebben, zeker wel, maar uiteindelijk is het de Contraoorlog die iedere zuurstof onttrokken heeft aan het proces, waardoor mensen niet meer zagen dat er ook iets positiefs in zat.’
Voor en tegen
‘De verkiezingsnederlaag leidde in mijn visie ook tot een breuk in de geschiedenis van het FSLN. Laat ik voorop stellen dat het FSLN hele sterke kanten had: de directe betrokkenheid bij de bevolking en de moed om het tegen de dictatuur van Somoza op te nemen. Ook het feit dat men intern de meningsverschillen tussen de verschillende stromingen terzijde geschoven had, terwijl ze eerst elkaar bijna naar het leven stonden. Ze waren in staat de verschillende strategieën in elkaar te schuiven en gezamenlijk op te treden. Er was een akkoord en verdeling van posities tussen de commandanten van de fracties van het FSLN, die als leden van de Nationale Leiding een soort heldenstatus kregen. Maar het effect was dat belangrijke zaken allemaal geregeld werden door akkoorden aan de top, die vervolgens als richtlijn naar beneden werd doorgesluisd, van ‘zo moet het en zo doen we het’. Er was in de organisatie zelf heel weinig ruimte voor discussie of besluitvorming en dat gold ook voor de massaorganisaties die met het FSLN verbonden waren.‘
‘Massabewegingen konden onder het Somoza-regime niet bestaan. Je had wat kleine vakbondskernen, de groei van volksorganisaties kwam pas na 1979. Toen had het FSLN veel prestige. Daar sloten mensen zich bij aan en het FSLN ging die massabeweging als het ware instrumentaliseren. Dat is ook wel logisch. De traditie van het FSLN is er niet een van een organisatie die heel democratisch is; een guerrillaleger is ook niet democratisch, het is vooral militair. Door de Contra-oorlog werden het centralistische karakter van het FSLN en de onderschikking van de massaorganisaties verder versterkt.’
‘Na de verkiezingsnederlaag koos de meerderheid van het FSLN er niet voor om de organisatie te democratiseren, te erkennen dat er verschillende opvattingen bestonden, de banden met de basis te versterken, de discussie te stimuleren, kortom de organisatie aan te passen aan de nieuwe realiteit. Integendeel, interne oppositie werd steeds meer de mond gesnoerd, het collectieve leiderschap maakte plaats voor de eenhoofdige leiding van Daniel Ortega en de kliek rond Ortega kreeg uiteindelijk alle macht in handen.’
‘Mensen in het FSLN (en vooral zij die op machtsposities zaten) harkten overheidsbezittingen naar zich toe of brachten die onder in stichtingen die zij beheerden, de zogenaamde piñata. Door de sandinisten werd er nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de staat en de partij. Op het moment dat de verkiezingen verloren werden, waren er veel bezittingen waarvan het onduidelijk was of die van het FSLN of van privépersonen of van de staat waren.’
De foute weg
‘Voor ‘90 was het al moeilijk om in de solidariteitsbeweging kritiek op het FSLN te hebben. Een van de populaire leuzen was ‘Direccion nacional, ordene!’ (Nationale Leiding, beveel!). Er waren veel buitenlandse internacionalistas die dat heftig mee stonden te roepen, maar mij stuitte dat tegen de borst. ‘
‘De organisatie waar ik lid van ben kenmerkt zich door een sterke interne democratie, uitgebreide interne discussies en democratische besluitvorming. Dat is ook niet verwonderlijk want uiteindelijk komt die club voort uit de strijd tegen het stalinisme en de bureaucratisering van de jonge Sovjet Unie die daaraan ten grondslag lag. Het proces hoe Stalin aan de macht is gekomen en hoe dat met Ortega is gegaan, daar zijn paralellen in te trekken. Voor mij was het duidelijk dat het FSLN in 1990 een foute weg in was geslagen.’
Terug naar Nederland
‘De eerste jaren na onze terugkomst in Nederland hadden we onze handen vol aan de zorg voor onze twee kinderen. Map is toen coördinator van de SAM geworden, de Stedenband Amsterdam-Managua. Ik deed freelance journalistiek werk. Ik ben hoofdredacteur van Ventana (een tijdschrift over Midden-Amerika) geweest en heb klussen bij de Novib gedaan en heb daar een tijdje als projectmedewerker El Salvador gewerkt. Ik werd daar niet gelukkig van, de bureaucratie, het halen van naar mijn gevoel willekeurige targets, het idee dat ik moest beoordelen of projecten daar zinvol waren of niet. Ik ben er mee opgehouden. Ik heb verder als freelancer gewerkt en al die tijd ook van alles voor Grenzeloos gedaan en geschreven over Latijns-Amerika.’
De steungroep Nicaragua
‘Toen in 2018 de opstand tegen Ortega uitbrak, zijn een aantal mensen die voorheen actief waren in de solidariteitsbeweging bij elkaar gekomen om de Steungroep Nicaragua op te richten. Daar heb ik een tijdje lang een actieve rol in gespeeld. Ik ben wel nog steeds verantwoordelijk voor de website ‘Grenzeloos’, daar publiceren we regelmatig over Nicaragua en de rest van Latijns-Amerika.’
Steunen van verzet
‘In zijn algemeenheid vind ik de vraag of het de moeite waard was een vreemde vraag. Als mensen onderdrukt worden en uitgebuit, of als hun land wordt binnengevallen, dan komen mensen in verzet, of dat nu in Oekraïne of Gaza of waar dan ook is. Ik denk dat je dat als fatsoenlijk links mens moet ondersteunen.’
‘Natuurlijk, voor mij persoonlijk was het zeer de moeite waard. De ervaringen in Midden-Amerika en in de solidariteitsbeweging hebben mij in belangrijke mate gevormd en gemotiveerd. Ik heb gezien hoe mensen als er hoop op verandering is in staat zijn tot dingen waarvan ze daarvoor absoluut niet gedacht hadden dat ze die zouden kunnen of durven.’
‘Soms heeft dat verzet op redelijke termijn succes, vaak niet en komen er tegenslagen en perioden van terugval. In Nicaragua is het nog een hele periode verbazingwekkend goed gegaan. Als je me in 1979 had gevraagd, ‘houden ze dat nog 10 jaar vol, met de opstelling van Reagan?’, dan had ik gezegd. ‘Nee natuurlijk niet, en zeker niet als ze alleen blijven staan.’
‘In 2018 zijn jongeren in Nicaragua massaal in opstand gekomen tegen het Ortega-regime, de dynamiek daarvan bracht het regime aan het wankelen en niemand weet hoe het verder gegaan was als het regime ingestort was. Het had kunnen leiden tot een democratisering en het weer opnemen van een linkse koers. In ieder geval was de strijd daarvoor en het steunen van die strijd alleszins de moeite waard.’
‘We leven nu in een wereld waar overal rechts in opmars is, verworvenheden worden teruggedraaid en waar links verzwakt en in het defensief is. Mensen komen in verzet, dat levert op sommige punten iets op, of niet, maar je staat aan de kant van de onderdrukte of aan de kant van de onderdrukker óf je steekt je kop in het zand. De kant van de onderdrukte kiezen is essentieel en niet de vraag of je denkt dat er op korte termijn resultaten zijn te boeken. Het resultaat ligt niet van tevoren vast, de geschiedenis wordt bepaald door sociale en politieke strijd. De vraag is aan welke kant je wil staan.’